Asselbergs, Van Heijst & Co.
Arnoldus Asselbergs richt samen met zijn schoonzoon Jacobus Adrianus (Koos) Dekkers (1827-1908), koopman, wonende te Bergen op Zoom en Petrus Cornelis Adrianus (Piet) van Heijst (1844-1927), wonende te Waspik, de firma Asselbergs, Van Heijst & Co. op, ten doel hebbende het fabriceren en verkopen van Beijersch- of ander buitenlands- en binnenlands bier. De overeenkomst wordt aangegaan voor een periode van vijftien jaar aan te vangen op 1 januari 1873. Het maatschappelijk kapitaal bedraagt f80.000, waarvan Arnoldus 1 ha. grond ter waarde van f10.000, zijnde 1/8 deel, Dekkers in contanten eenzelfde bedrag, ook 1/8 deel en Van Heijst f60.000, zijnde 3/4 deel, inbrengt. Arnoldus financiert het aandeel van Dekkers volledig en aan Van Heijst leent hij een bedrag van f45.000. Asselbergs speelt het handig. Mocht het misgaan met de brouwerij dan loopt hij zelf nauwelijks risico. Immers zijn vorderingen op Dekkers en Van Heijst blijven. Uit de oprichtingsakte blijkt duidelijk de rolverdeling. Arnoldus is de financier, Van Heijst treedt op als brouwer en Dekkers als administrateur.
Omdat zowel Asselbergs als Dekkers de kunst van het bierbrouwen niet machtig is schakelen ze de familie Van Heijst in om in die leemte te voorzien. Adrianus Antonius van Heijst (1820-1910), wijnhandelaar en brouwer, komt samen met zijn zoon Piet, eveneens brouwer vanuit Waspik in Bergen op Zoom wonen. Zij worden op 3 mei 1873 in het bevolkingsregister ingeschreven. De naam Van Heijst is nauw verbonden met Waalwijk en omgeving. Leden van deze familie hebben in die contreien diverse bestuurlijke functies bekleed.
Op 27 februari 1873 krijgen de firmanten officieel toestemming van Gedeputeerde Staten om hun brouwerij op te richten. Het bedrijf krijgt de naam ‘Bergen op Zoomsche Beijersch Bierbrouwerij Asselbergs, Van Heijst en Co.’ De term ‘Beijersch’ staat voor de nieuwe brouwmethode van ondergisting, die via Duitsland naar ons land is gekomen. De brouwerij wordt gebouwd van stenen die vrijgekomen zijn van de sloop van de vestingwerken in Bergen op Zoom, Breda en Fort Bath. De brouwerij is in 1874 gereed. Het ontwerp van de brouwinstallatie en totale inrichting is van Chemnitzer Maschinenbau Gesellschaft (vorm. A. Münnich & Co.). Bij het opstarten van de brouwerij zijn drie deskundigen uit Duitsland overgekomen, om de methode van het brouwen van ondergistende bieren aan het personeel van de Bergse brouwerij over te brengen. Begin van dat jaar arriveren Friederich Wilsing, 22 jaar oud, uit Hersbruck, Friederich Haas, bijna 25 jaar oud uit Schwabach en Wilhelm Richard, 26 jaar, uit Barmen in Bergen op Zoom. Wanneer zij zijn teruggekeerd naar Duitsland is niet bekend.
Promotie en een moeilijke tijd
Voorafgaand aan de feestelijke opening van 17 juli 1874 organiseert brouwer Piet van Heijst, ter promotie van de nieuwe brouwerij, een rondleiding voor journalisten. Die doen daar uitgebreid verslag van en zo krijgen we een goed beeld van de omvang van de brouwerij. De rondleiding start in de drie goed afgesloten bierkelders en grote ijskelder waar kolossale fusten van 35 hectoliter (3500 liter) met Beiers bier en circa 1500 karrenvrachten ijs liggen opgeslagen. Het ijs houdt de bier- en gistkelders op een constante temperatuur van 5 graden Celsius. Het keuren van het bier wordt door de verslaggevers niet afgeslagen. Ze laten het zich goed smaken en zijn onder de indruk van de helderheid. Vervolgens gaat het richting de brouwerij. Daar geeft Van Heijst duidelijke uitleg over de verschillende ketels en machinerieën. De journalisten zijn danig onder de indruk. Een van hen verwoordt het als volgt: “de eest- of moutstoof met hare warme en koude luchtkanalen, haar bosch van verwarmingspijpen en hare twee ijzeren droogvloeren. Ook de ruime mouterijen met hare vloeren van lithografische steenen zijn de aandacht waardig. De uitgestrekte gerst- en moutzolders met hunne doelmatige inrichtingen van elevators, transporteurs, voorwarmer-, poets- en maalmachinen, munten uit door hunne ruimte en goede order van constructie, die in genoemde inrichting opmerkelijk is.” Na een drie uur durende bezichtiging zijn bezoekers wel toe aan een glaasje Beiers.
De brouwerij groeit gestaag en met enige regelmaat worden uitbreidingen verricht. In 1917 vindt wel een heel bijzondere activiteit plaats. De firma Asselbergs, Van Heijst & Co. krijgt een vergunning om op de eest (droogvloer), waarop andere jaren mout gedroogd wordt, groenten te mogen drogen en op de bestemde zolder een of meer groentesnijmachines te mogen plaatsen die aangedreven worden door de aanwezige stoommachine. Brouwerijen hebben tijdens de Eerste Wereldoorlog te lijden onder schaarste van grondstoffen met als gevolg het stopzetten van brouwactiviteiten. Net als vele andere brouwerijen gaat ook de firma Asselbergs, Van Heijst & Co. zich toeleggen op de zeer lucratieve activiteit van het drogen van groente.
Antonius Johannes Josephus Aloysius Asselbergs ('De Brouwer')
Na het overlijden van Arnoldus Asselbergs in 1880 is zijn aandeel in de brouwerij overgegaan naar zijn weduwe. Als zij in 1888 overlijdt wordt haar deel in de brouwerij toebedeeld aan negen van haar kinderen. Om het aantal aandeelhouders te verminderen wordt er door de erven Asselbergs in 1901 besloten al hun aandelen aan Koos Dekkers te verkopen. Ook Piet van Heijst verkoopt 1/3 van zijn aandeel in de brouwerij aan Dekkers. Even ontstaat er een situatie dat Dekkers en Van Heijst ieder 50% van de brouwerij in handen hebben. Echter de familie Asselbergs is niet van plan de brouwerij zomaar uit handen te geven. Omdat zowel Dekkers als Van Heijst niet voor opvolging kunnen zorgen en de brouwerij in de toekomst voor de familie Asselbergs te behouden wordt Antonius Johannes Josephus Aloysius (Toon) Asselbergs (1877-1940), bijnaam ‘De Brouwer’, kleinzoon van oprichter Arnoldus, opgevoerd als nieuwe vennoot. Ingebracht wordt door elk van de vennoten f21.000. De waarde van de brouwerij bedraagt op dat moment dus f63.000. Na het overlijden van Koos Dekkers in 1908 is zijn aandeel in de brouwerij overgegaan naar zijn twee ongehuwde dochters. Die verkopen hun deel in 1912 aan Piet van Heijst en Toon Asselbergs. De waarde van de brouwerij is op dat moment vastgesteld op f69.750.
In 1920 vindt Piet van Heijst, inmiddels de respectabele leeftijd van 76 jaar bereikt en zonder nakomelingen, het welletjes en laat de brouwerij aan zijn medevennoot Toon Asselbergs. De scheiding en deling wordt als volgt geregeld: aan Toon Asselbergs worden alle bezittingen zijnde f61.394,36 toegewezen, onder de verplichting om ook alle schulden zijnde f82.403,70 voor zijn rekening te nemen. Toon moet aan Piet van Heijst, en bij zijn overlijden aan zijn echtgenoot, tot aan haar overlijden, een bedrag van f3200 per kwartaal als lijfrente voldoen. Toon Asselbergs kon op dat moment niet bevroeden dat Piet van Heijst een leeftijd van 83 jaar zou bereiken en zijn vrouw zelfs nog vier jaar langer zou leven. Uitgaande van viermaal f3200 per jaar en dat gedurende ongeveer tien jaar gaat die regeling Toon Asselbergs een vermogen kosten.
Dit zou wel eens de reden kunnen zijn dat er niet voldoende geld was om de brouwerij in 1926 aan de nieuwe wetgeving (Bierbesluit) aan te passen. Zeker is dat de brouwerij in of voor 1926 al gestopt is. Zoals veel voormalige bierbrouwerijen gaat ook Toon Asselbergs verder als groothandel in bier en frisdrank, waar hij agent wordt van de Drie Hoefijzers uit Breda. Van de firma Asselbergs, Van Heijst & Co. is geen administratie bewaard gebleven. Gegevens over omzet, winst of verlies zijn niet voorhanden. Advertenties uit diverse jaren leveren het onderstaand beeld op van het assortiment: Beiersch Bier, Gerstebier, Dubbel Gerstebier en Seizoenbier. De gebouwen van de voormalige brouwerij en het lagerhuis bestaan nog steeds en zijn een Rijksmonument (monumentennummer: 517118).
Bronnen