De aanleiding
DMV; De Melkindustrie Veghel (DMV), ook wel bekend als De Meijerij Veghel, was de naam van een grote Zuid-Nederlandse zuivelcoöperatie waarvan de wortels teruggaan tot 1926. In 1979 fuseerde het met Campina tot DMV Campina.
In 1989 fuseerde DMV Campina met Melkunie Holland tot “Campina Melkunie”, waardoor DMV als naam van de coöperatie is komen te vervallen. DMV International ging door als dochteronderneming, heeft – naast Veghel – onder meer vestigingen in Duitsland en Noord-Amerika en is tegenwoordig onderdeel van FrieslandCampina. DMV bestaat voort als merknaam van ingrediënten voor de nutritionele- en farmaceutische industrie die bij FrieslandCampina DMV worden gemaakt. Toen in de jaren ’60 en ‘70 een personeelstekort ontstond bij het bedrijf, heeft het tweemaal geprobeerd om via het buitenland werknemers te werven.
Beide malen was het noodzakelijk, omdat het bedrijf er niet in slaagde om voldoende personeel aan te trekken binnen Veghel zelf. Als gevolg hiervan begon het bedrijf zich in 1963 zich zelfs af te vragen welke productie-onderdelen men moest gaan stilleggen. Bovendien vertrokken er veel personeelsleden naar Mars, dat ook in Veghel een fabriek had. Dit omdat – naar het schijnt – Mars en De Coöperatieve Handels Vereniging (CHV) hogere lonen bood aan arbeiders. De enige oplossing was om over de grens te gaan kijken en België was de eerste optie. Op 2 maart 1965 komen dan ook de eerste zes Belgen naar Veghel. En zo begon er een nieuw hoofdstuk. Omdat in 1970 nog steeds een personeelstekort bestond, begon DMV met het werven in Marokko.
Werving
De werving werd in Marokko gedaan op zogenaamde arbeidsbureaus. De arbeidsmigranten opgeroepen om aan een aantal testen deel te nemen. Ze moesten aan een drietal eisen voldoen. Allereerst moesten zij ongehuwd zijn. Daarnaast moesten zij de Franse taal zowel kunnen lezen als schrijven. En tot slot moesten zij fysiek in goede staat zijn, dat wil zeggen dat zij geen chronische ziektes moesten hebben. Soms stonden de arbeidsmigranten dagenlang te wachten in een rij om getest te worden, omdat er zoveel animo was.
De eerste lichting Marokkaanse mannen kwamen bijna allemaal uit de stad Fès, een stad gelegen in het hartje van Marokko waar de temperatuur in de zomer tot vijftig graden kan reiken.
De eerste lichting gastarbeiders die naar Veghel kwam telde ongeveer vijftig man. Ze kregen Nederlandse lessen, gegeven door mevrouw Paulien, en verbleven in een pension. Het Pension heette As Sa’aada (Het Geluk) en de naam werd uitgekozen door de bewoners zelf. Het is nu gelegen tegenover het Huidige Frieslandcampina naast de feestzaal ‘De Ambiance’. Naar verluidt hebben zij er circa 5,5 jaar gewoond.
De reis naar Veghel
De reis hiernaartoe was erg spannend voor hen. Zij moesten familie, zoals ouders, broers, zussen, vrouw en kinderen achterlaten. Hierdoor hadden ze veel verdriet en veel heimwee in het begin. Het nieuwe klimaat, de korte en koude dagen en de zware arbeid was enorm zwaar voor deze nieuwe lichting arbeiders.
Aankomst
De eerste vijftig gastarbeiders landden volgens Hussain Ben Haddou – een van de eerste gastarbeiders - per vliegtuig op 17 maart 1970 in Parijs, waarna zij per bus naar Rotterdam vertrokken. Eenmaal aangekomen, overnachtten zij daar voor een dag waarna zij per bus richting Veghel vertrokken en terechtkomen in het Pension tegenover het bedrijf waar zij later gaan werken; Asa’aadah, wat in het Arabisch ‘De vreugde’ betekent.
Andere ‘gastarbeiders’ komen later vanuit andere streken vanuit Marokko en belandden tevens in andere streken in Nederland, in de Achterhoek. Zo vertelt één van de mannen – Mohamed al Idrissi - dat zij landden in februari 1971 en het sneeuwde. Dit fenomeen was enorm bijzonder voor hen, want zij hadden nimmer sneeuw gezien in land van herkomst. Later vertrekt ook deze groep vanuit de Achterhoek naar Veghel.
Het verblijf
Het verblijf van de eerste generatie migranten hier en hun vrijetijdsbesteding kreeg een rond 1972 steeds meer vorm. Door hun lage loonkosten en grote werklust werden zij erg gewaardeerd door hun werkgevers. Daarbij kwamen steeds meer gastarbeiders tot het besef dat men zich hier voorgoed zou kunnen nestelen.
Hussain Ben Haddou vertelt me onder het genot van een kop thee met een brede glimlach en vol trots hoe zij na hun werk gezamenlijk het gebed verrichten en dan elke voetbalwedstrijd op de voet volgden. Aanvankelijk kwamen ze samen in een klein theehuisje aan het einde van de Hoofdstraat samen met de Turkse gastarbeiders. We noteren dan ongeveer het jaar van 1975.
Omdat de gastarbeiders zich hier voorgoed gingen huisvesten, kwamen hun vrouwen en kinderen over naar Nederland. Voor velen was dit met name mentaal een enorme knop die om moest, maar al met al redden zij zich. Zo was mijn moeder één van de vrouwen die al snel de Nederlandse taal tot zich nam via buren en kennissen.
Stichting en Moskee An Nour
Met het gegeven dat de eerste generatie hier definitief zou blijven, kwam ook de behoefte aan en het gemis van een gebedshuis. Er doen verschillende verhalen de ronde hoe dat precies ging en rond welk tijdsbestek. Volgens de documenten wordt in 1982 na 7 jaar eindelijk Stichting An Nour opgericht. An Nour betekent ‘Het Licht’ en is samen door de arbeiders gekozen.
Er kwamen dan ook steeds meer specifieke plannen en behoeftes om een eigen plek te bouwen om de Marokkaanse gemeenschap te huisvesten. Het was dan ook in 1984 dat de gastarbeiders geld beginnen in te zamelen op initiatief van een imam uit Den Bosch, zodat zij grond kunnen aankopen bij de gemeente.
Na een lange periode van inzamelen werd in 1991 uiteindelijk begonnen met de bouw van de moskee. Het was na jarenlang hard werken en werven dat de Marokkaanse gemeenschap eindelijk een stuk grond toegewezen kreeg tussen de rivier de Aa en het Nicodemuspad op de Beatrixsingel om hun gebedsplaats te bouwen. Na drie jaar bouwen kwam de moskee in 1994 officieel in gebruik en worden er sindsdien de vijfdaagse gebeden verzorgd, net als verschillende koranlessen voor kinderen en andere activiteiten.
De tweede en derde generatie
De nakomelingen van de eerste generatie hadden het moeilijk. Veel van hen werden – al was het voor korte tijd – naar Marokko gestuurd zodat de achterban voor hen kon zorgen en de ouders hier hard konden werken. Voor veel jongeren was dat dubbel. Zij konden enerzijds veel over hun geloof, roots en taal leren, maar met name het gemis van hun ouders was immens. Velen kwamen dan ook na een jaar of twee terug naar Nederland.
De tweede generatie aarde sneller dan verwacht. Hun beheersing van de Nederlandse taal werd steeds sterker en op verschillende gebieden bleken zij enorm veel talent te hebben. Velen bleken met name door hun fysiek sterke bouw, snelheid en techniek te excelleren op het gebied van voetbal. De vrouwen van de tweede generatie waren met name te vinden en werkzaam in de sociale sector en in de mediabranche. Zo zagen we verschillende stichtingen opgericht om de Marokkaans-Islamitische gemeenschap te vertegenwoordigen en de rest van de bevolking kennis te laten maken met de cultuur.
De derde generatie gaat het nog makkelijker af. Als nazaten van de tweede generatie, beheerst deze generatie de taal nog beter dan de tweede. Ook zij participeren volop in de maatschappij en zijn niet van de voetbalvelden weg te slaan. Ook de schoolprestaties worden alsmaar beter blijkt uit allerlei bronnen. Waar er aanvankelijk slechts een handjevol Nederlanders van Marokkaanse komaf waren die hoogopgeleid zijn, zijn het er later veel meer. De Marokkaanse gemeenschap doet het dus ook op dat vlak goed.
In 2004 gaat DMV International bezuinigen. Circa 350 mensen wordt noodgedwongen ontslagen en ook de Marokkaanse gastarbeiders beseffen dan dat zij eruit moeten. Velen moeten na meer dan dertig jaar met de VUT en kunnen eindelijk van hun verdiende rust genieten.
Rijke geschiedenis
De Marokkaanse gemeenschap in Veghel is enorm warm en kent een rijke geschiedenis. Met dit schrijven heb ik helaas selectief moeten zijn, want ik zou er een boek over kunnen schrijven. Bij gebrek aan bronnen en data zijn veel verhalen met name anekdotisch, maar ik hoop dan ook de lezer beknopt meegenomen te hebben in deze reis die inmiddels bijna vijftig jaar duurt en hopelijk nog lang voortzet. Namens mij een persoonlijk bedankje aan de oude garde in Veghel die enorm hard heeft gewerkt en nu geniet van hun welverdiende rust en bezinning. We hopen dat we deze lijn gezamenlijk in de toekomst kunnen voortzetten en een mooie toekomst voor zowel ons, de gehele gemeenschap als onze kroost kunnen bieden.
Bronnen
Kramer, F., De Fascinerende Wereld van Melk, Veghel, 1991.
Gesprekken met Hussain Ben Haddou, december 2020.
Gesprekken met Abdelhay Benabdillah, december 2020.