“Mijn moeder is geboren in Suriname in 1901. Zij heeft haar jeugd doorgebracht op het internaat van de Zusters Franciscanessen (afkomstig uit Roosendaal) aan in Paramaribo. Ze bezocht de Louiseschool, een MULO waar er toentertijd een opleiding tot hulponderwijzeres aan verbonden was. Mijn moeder had alleen maar goede herinneringen aan haar opvoeding van de nonnen. Dat bracht ze tot uiting door haar oudste dochter te vernoemen naar haar wiskundige lerares Soeur Xaveria. Tot haar huwelijk in 1927 heeft ze in het Katholiek onderwijs gezeten. Ze heeft zes meisjes gehad en allemaal op diezelfde school gezet.
Ik heb ook nog les gehad van Soeur Xaveria, die mijn moeder in 1915 les heeft gegeven. Van haar kreeg ik in 1950 nog les. Dat was heel vervelend, want ik week af van het gedrag van wat ze van mij verwachtte, dat was gebaseerd op mijn moeder en oudere zussen van voor de Tweede Wereldoorlog. In 1950 heb je ander gedrag natuurlijk. Ik viel buiten de boot. Dat was niet zo leuk voor mij.
Onderscheid
De soeurs hebben met hun onderwijs een koloniale basis gelegd bij de katholieke meisjes in Suriname. De Louiseschool bestaat nog. Het was een specifieke meisjesschool en is enkele jaren geleden een gemengde MULO school geworden. Het is een heel unieke school vind ik, zo lang nog een meisjesschool. Ze hadden ook hun negatieve kanten. Er waren natuurlijk veel onwettige, buitenechtelijke kinderen in Suriname. Het was een betalende school, dus de vaders betaalden wel voor die kinderen, terwijl ze niet uit hun gezin kwamen. Wat deden die soeurs? Als je een buitenechtelijk kind was, werd je ingeschreven met potlood en wettelijke kinderen met pen. Ze maakten onderscheid. Onwettige kinderen kwamen op een lager plan bij de nonnen, dat deden ze in 1900, maar ook nog in de zestiger jaren.
De soeurs die ik op school gehad heb, die zaten al jaren in Suriname. Die waren heel gesloten en klassebewust. Door het schrijven met potlood en pen bewijs je al dat je klasseverschil maakt. Ze maakten heel erg onderscheid: of je geen geld had of wel, zwart of wit. Je had migranten uit Libanon, die hadden winkels en veel geld. Dus die gaven de kerk veel en de kinderen werden voorgetrokken op school. Zelfs van onderwijzeressen hoorde ik het: als de kinderen eigenlijk moesten blijven zitten, mochten ze toch overgegaan want die vader had toch zoveel betaald. Donkere kinderen spraken er ook niet goed over.
Verhoging van het onderwijsniveau
Maar ze hebben ook heel goed werk gedaan want het onderwijs stond goed aangeschreven. Ze hebben veel gedaan voor arme mensen, die hoefden geen schoolgeld te betalen. Overal hadden ze scholen, overal gingen ze zich inzetten om het onderwijs en het geloof te verspreiden. De maand mei was Mariamaand en dan moesten we elke ochtend naar de kerk gaan voordat we naar school gingen. Ik vergeet het nooit meer. Je moest naar de kerk gaan en aantekenen dat je geweest was.
Naar Nederland
Op de eerste boot na de Tweede Wereldoorlog stuurde mijn moeder mijn zuster naar de middelbare school in Roosendaal, een internaat van de zusters Franciscanessen in Roosendaal. Tot 1951 had je in Suriname geen middelbare school, wel een MULO. We gingen altijd na afloop van de middelbare school naar Nederland. Als je vader het kon betalen, stuurde hij je voor je opleiding naar Nederland. Dat was normaal. Hij heeft de jongens naar Roermond gestuurd op kostschool. Dat was ook het ideaal, stuur je kind op kostschool. Dat was beter dan in Suriname, vonden zij, als middelbare schoolopleiding.
Ik heb het geluk gehad dat ik veel jonger was en dat er in mijn tijd was al een middelbare school in Suriname was. Dus ik kon tot mijn negentiende in Suriname blijven. Mijn zusters gingen weg in ‘46 en ik in ‘61, toen was Nederland veel anders ook. Ik ben direct naar Leiden gegaan en ging studeren. Mijn zusters en broers waren veertien jaar toen ze vertrokken.
Het overkomen naar Nederland was voor mij natuurlijk een trauma. Van een vertrouwd, gezellig warm nest en dan ineens hier komen en op jezelf moeten staan. Ik had wel een heleboel zussen hier, maar die hadden zich al aangepast aan de Nederlandse waarden en normen. Ik verschilde teveel van mijn zusters. Zij hadden hun jeugd in een koloniaal Suriname doorgebracht en ik in een dekolonisatie periode.”