Op 25 januari komt Albert in Spanje aan. Twee dagen later reist hij door naar Albacete. Hij maakt vanaf 13 maart deel uit van het versterkingsbataljon van de 11de Internationale Brigade (1ste bataljon). Mogelijk heeft Albert Smits geprobeerd te deserteren. Zijn naam komt immers voor op een ongedateerd document uit de militaire strafgevangenis van Castelldefels (net ten zuiden van Barcelona).
Deze gevangenis had een bijzonder slechte naam. Volgens een rapport van een onderzoekscommissie van de Internationale Brigades (augustus 1938) worden gevangenen er slecht behandeld; er is weinig te eten en de hygiëne is uitermate belabberd. De hele directie van dit “casa prevención” wordt in september gearresteerd. We weten niet precies hoe lang Smits in Castelldefels heeft gezeten. Op een gegeven moment wordt hij vrijgelaten. Een groepje gevangenen van verschillende nationaliteiten wordt ‘onder escorte’ teruggebracht naar de 35ste divisie. In gevangenschap moet Albert echter ziek zijn geworden. Hij komt terecht in een ziekenhuis in Mataró, ten noorden van Barcelona.
In juni 1939 schrijft zijn vader in Nederland een briefje naar de Spaanse consul, inmiddels vertegenwoordiger van het Franco-regime. Smits sr. heeft het ongeluk gehad dat een van zijn zoons “door toedoen van een slechte kameraad en door valse voorspiegelingen dienst heeft gedaan in de gelederen uwer tegenstanders”. Na de ‘repatriëring’ is Albert Smits niet naar huis geraakt. Zijn vader veronderstelt dus ook dat hij is gesneuveld. In zijn schrijven aan de consul in Rotterdam laat hij daarover zijn droefenis blijken. Gerardus Smits en zijn vrouw willen graag zekerheid. Maar consul Perez Muñoz in Rotterdam antwoordt kil en zegt verder niets te kunnen doen gezien het feit dat Albert in de “roode gelederen” heeft gevochten.
Bronnen
Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.36-L.37.