Geboren te 's-Hertogenbosch rond 1540 en overleden te IJsselstein in 1624. Jan was de zoon van rentmeester Jacob Bax (1517-1591) en Anna Hack tot Hoogerheide (? - 1604). Jan groeide op met broer Simon (ca. 1540-1579), Marcelis (ca. 1556-1617), Paulus (1550-1606) en zus Heylwich. In 1581 trouwde hij met Maria van Huchtenbroek, wiens broer vocht in dienst van zijn broers Paulus en Marcelis Bax.
Jeugd
Zijn jeugd bracht Jan door in 's-Hertogenbosch. Zijn vader woonde in het huis "De Munt" in de Postelstraat. Hij groeide op in een katholiek gezin. Dankzij de belangrijke positie van zijn vader hoefde hij niet te werken. Hij bracht zijn tijd vooral door in herbergen. Daardoor was hij goed op de hoogte van de laatste nieuwtjes in het onrustige ‘s-Hertogenbosch van de jaren zeventig van de zestiende eeuw. De Tachtigjarige Oorlog was net uitgebroken en er heerste twijfel over de toekomst. Koos de stad de kant van Willem van Oranje of bleef men trouw aan de koning van Spanje?
In de stad namen spanningen tussen katholieken en protestanten toe. Daarnaast trokken er muitende troepen door de Meierij. Om de plunderende troepen te bestrijden, riepen de Staten van Brabant een klein leger bijeen. Jan en zijn broers besloten op eigen kosten hierin te dienen onder Engelbert van Immerseel (1545/1555 - 1621). Dat was een bekende van de familie. Het ruitervendel werd echter in 1577 opgeheven vanwege geldgebrek.
De familie Bax had goede contacten met legeraanvoerder graaf Filips Ernst van Hohenlohe-Neustein (1550-1606). Zo logeerde hij in 1577 bij de zus en zwager van Jan toen hij de stad aandeed. Op voorspraak van Hohenlohe en Willem van Oranje (1544 – 1584) kreeg Jan op 15 februari 1578 het gouverneurschap van Heusden. Hij werd met een garnizoen van 50 man op het kasteel gelegerd. Niet veel later werd hij benoemd tot drossaard. Dat was in strijd met de privileges die de destijds Hollandse stad had. Een Brabander mocht zo’n belangrijke functie niet bekleden, dat was voorbehouden aan Hollanders. Zolang Willem hem begunstigde, vormde dat geen probleem.
Heusden vs 's-Hertogenbosch
Jan sprak zich onomwonden uit voor de Staatse zaak. Hij brak met het katholieke geloof en met zijn ouders. Op het kasteel van Heusden liet hij protestantse priesters preken en later liet hij ze ook in de kerk van de stad prediken. Vanuit zijn kasteel onderhield Jan nauw contact met zijn broers en vrienden die zich nog in ‘s-Hertogenbosch bevonden.
Ook zij sloten zich aan bij de Staatse zaak. Sommigen uit zijn kring behoorden tot de militante flank van het protestantisme. Zo was hij bevriend met onruststoker Hendrik Agylaeus (1532-1595) en richtte broer Simon het Schermersgilde op, een knokploeg die meermaals probeerde Staatse troepen ‘s-Hertogenbosch binnen te loodsen.
Op 11 september 1578 poogden de protestanten een legertje onder leiding van Jan binnen te laten, maar de katholieken staken daar een stokje voor. Na een knokpartij bleef de poort gesloten. Een jaar later, op 3 juni 1579, volgde een nieuwe poging. Dit keer in nauwe samenwerking met het Schermersgilde. Ook dit faalde door de waakzaamheid van de katholieken.
Bossche ballingen
Toen na het gewapend treffen dat bekend staat als het Schermersoproer Bossche protestanten de stad massaal verlieten, voegden Baxbroers Paulus en Marcelis zich bij Jan in Heusden. Vanuit daar ondernamen zij met andere Bossche ballingen plundertochten. Daarbij stonden ze tegenover Adolf van Cortenbach (1540 - 1594). In 1582 wisten ze zelfs tot aan de muren van de stad te komen. Ze namen boeren gevangen en stalen vee. Hoewel ze het op de stad gemunt hadden, leed de boerenbevolking onder hun strooptochten. Uit angst voor een aanslag op ‘s-Hertogenbosch en de economische schade die de stad leed, besloot het stadsbestuur de ouders van de Baxen gevangen te zetten.
Het bestuur dwong vader Jacob een brief te sturen aan zijn zoons. Ze moesten ophouden met plunderen en dat “sy sullen repareren de schaden alreede gedaen”. Als ze dat niet deden, zou de schade verhaald worden op hun vaders lijf en goed. De broers gehoorzaamden en terwijl Jan in Heusden bleef, verlegden Paulus en Marcelis hun werkterrein naar Bergen op Zoom.
Ruzie met Holland
In 1584 werd Jan vervangen als gouverneur van Heusden, formeel omdat hij geen Hollander was. Op de achtergrond speelde mee dat hij het garnizoen niet in bedwang kon houden en daardoor niet genoeg belasting inde. Tevens maakte Jan ruzie met vertegenwoordigers van Holland, zijn bazen. Datzelfde jaar was hij aanwezig bij de begrafenis van Willem van Oranje. Dat leverde hem een vermelding op in een geuzenlied.
Toen Robert Dudley, de graaf van Leicester (1533-1588) een jaar later in Nederland kwam, zag Jan dat als een goede kans om weer een stap vooruit te zetten. Aanvankelijk leek zijn steun aan de Engelsman goed uit te pakken. Hij kreeg het commando over Muiden en Naarden. Belangrijke plekken, want zij beschermden de toegang tot Amsterdam.
Amsterdamse lobby
Leicester wilde daar een vertrouweling hebben, want hij stond op gespannen voet met het machtige Amsterdam. Het garnizoen van Muiden kon in geval van nood de eigengereide stad beteugelen. De bekende dichter, toneelschrijver en historicus P. C. Hooft (1581 - 1647) schreef dat Leicester aan Jan het volgende versje zou hebben meegegeven: “Ziet dat ghy wel bewaart / Den toom van ‘t groote paard.” Het paard was in dit geval Amsterdam.
Vanuit Amsterdam werd er echter succesvol gelobbyd om Jan zijn commando af te nemen. Vervolgens kreeg hij nog wel een aanstelling als legerleider. Dit liep eveneens verkeerd af. Geldgebrek, een constante in het leven van Jan, dwong hem in 1588 zijn troepen naar huis te sturen. De jaren daarna bracht hij veelal door in IJsselstein, waar zijn vrouw vandaan kwam, of met zijn broer Marcellis in het veld.
Commandant
In 1599 had hij een nieuw vendel ruiters onder zich, betaald door de Staten van Friesland. Het ging weer goed met zijn carrière, maar het ongeluk vond hem weer. Zijn vrouw overleed op 3 oktober van dat jaar en werd in de grafkelder van haar familie Huchtenbroeck te IJsselstein bijgezet.
In 1600 trok Jan met zijn broer Marcelis naar Nieuwpoort en leverde daar slag met de Spaanse troepen. Na de beroemde veldslag diende Jan enkele jaren onder prins Maurits van Oranje (1567 - 1625). Hij ging mee op campagne in Brabant, maar kende weinig successen. Zo was hij aanwezig bij de succesvolle belegering van Grave in 1602, maar ook bij twee mislukte pogingen van Maurits om Den Bosch in te nemen.
Schuldenaar en ruziemaker
Volgens rechtbankverslagen uit die tijd stond Jan bekend als een schuldenaar en ruziemaker en was hij niet geliefd in zijn woonplaats IJsselstein. Vanaf 1604 wisten zijn schuldeisers hem te vinden. Het begon met een hoefsmid uit zijn woonplaats die nog geld kreeg vanwege de verkoop van een hengst. Al snel volgden er meer. Jan moest zijn huis en een aantal boomgaarden verpanden om aan zijn financiële verplichtingen te kunnen voldoen.
In aanloop naar het Twaalfjarig Bestand maakte Jan ruzie met het stadsbestuur van IJsselstein. Toen de haven opgeknapt werd en het bestuur een bijdrage oplegde aan de huizenbezitters, moest ook Jan de portemonnee trekken. Het stamhuis van zijn vrouw grensde aan de haven. Dat was in zijn bezit gekomen, al verbleef hij er nooit. Verongelijkt stuurde hij een brief aan prins Maurits, waarin hij vertelde dat hij al zoveel kosten maakte om het huis überhaupt overeind te houden. Door de nieuwe belasting kon hij het niet meer onderhouden.
De magistraat stuurde ook een brief, en daaruit blijkt dat de zaak iets complexer lag. Volgens de magistraat was het huis verkrot. Alles wat er mooi aan was had Jan eruit gesloopt en verkocht of gebruikt om zijn eigen huis mee te verfraaien. Bijvoorbeeld de gekleurde ramen die het stadsbestuur had geschonken aan de familie Huchtenbroek, waartoe zijn vrouw behoorde.
Bezuinigingen
Militair ging het eveneens bergafwaarts voor Jan. Zijn ruitervendel was op kosten van de staten van Friesland gelegerd in Deventer. Hij was er zelf echter nooit. De eenheid was slecht bewapend en bestond uit een handjevol goedkope krachten. Wat van de vergoeding overbleef, streek hij zelf op.
Jan kwam met dat verdienmodel in de problemen nadat er een wapenstilstand aanbrak in 1609. De provincies begonnen met bezuinigingen op troepen. Er werd kritisch gekeken naar de ruiters van Jan. Ze wilden zijn toelage drastisch verlagen. Hij was ze echter een stap voor en verkocht zijn aanstelling snel aan iemand anders. Prins Frederik Hendrik (1584 - 1647), reageerde furieus. De ruiterij was in zijn ogen de trots van het leger en cruciaal bij iedere operatie. Ze behoeften daarom goede commandanten, en geen mannen die hun positie aan geld te danken hadden. De Staten Generaal en Prins Maurits noteerde zijn klachten maar deden er verder niets mee.
Het einde
Het verkopen van zijn vendel betekende het einde van Jans militaire carrière. In de jaren daarna trok hij zich terug in huis en procedeerde hij als ambteloos burger tegen zijn buren. Zijn schuldenlast nam niet af. In 1619 moest hij bij de verdeling van de erfenis van zijn vader een vijfde van zijn deel afstaan aan schuldeisers. In 1623 probeerde hij nog wat te redden voor zijn vrouw door een scheiding van goederen te regelen. In 1624 stierf hij.
Waar zijn broers Paulus en Marcelis de boeken in zijn gegaan als helden van het vaderland, is Jan vergeten. In de beginjaren van de Tachtigjarige Oorlog had hij met zijn aanstelling in Heusden een sleutelpositie in de strijd om de Meierij en leek hij op weg naar eeuwige roem. Zij pad liep zijn daarna anders.
Bronnen
Boeree, Th., De kroniek van het geslacht Backx (Bax, Bacx, Bakx en Baks), een episode uit den strijd tegen Spanje, Wageningen, 1943.
Baselius, J., Historisch verhael inhoudende sekere notable explooten van oorloge in de Nederlanden, seder het oprechten van de Companien der Heeren Gouverneurs en Ritmeesteren van Paulus ende Marcelis Bax, Breda, 1615.
Van Oudenhoven, J., Beschrijving van het landt van Heusden, Amsterdam, 1650.
Van der Hey, J., P. C. Hoofts Nederlandsche historiën, deel 7, Amsterdam, 1823, boek 25, 179.