Katholieke omwenteling
Zijn vader Johan van Horne (1531-1606) is één van de ondertekenaars van het Smeekschrift der Edelen, die op 5 april 1566 naar landvoogdes Margaretha van Parma gingen. Daarop ontstond er oproer in Nederland en eist de landvoogdes van de voornaamste heren van het land dat zij opnieuw de eed van trouw afleggen. In navolging van prins Willem van Oranje legt ook Johan van Horne de eed van trouw niet opnieuw af en gaat hij naar Duitsland om zich bij de prins aan te sluiten. Het gevolg was dat de goederen van heer Johan, zoals van allen die voortvluchtig of ondergedoken waren, werden geconfisqueerd. Daardoor werd de Spaanse koning de heer van de heerlijkheid Boxtel.
Waar zijn vader kiest voor de Opstand, blijft Gerard trouw aan de koning. Hij doet samen met andere koningsgezinde heren verwoede pogingen om de katholieke signatuur van het hertogdom Brabant te behouden na het Schermersoproer op 1 juli 1579 en de daarop volgende katholieke omwenteling van ’s-Hertogenbosch. Om ook deze stad weer koningsgezind te krijgen, gaat hij daar wonen. In zijn brief van 9 september 1579 aan landvoogd Parma verzoekt hij de hertog om de koning op de hoogte te brengen van zijn succes. Mede dankzij hem is de Bossche bevolking weer voor de koning teruggewonnen. En als op 30 november 1579 de koning een vredesakkoord met de Bossche magistraat bezegelt, wordt deze verzoening op zondag 20 december vanaf het bordes plechtig afgekondigd. Ook Gerard wordt dan toegejuicht op het bordes.
De ommezwaai van een Oranjegezinde stad naar weer een koningsgezinde stad had gevolgen, daar waren Parma en Gerard van overtuigd. In navolging van de landvoogd, die de vier kwartierschouten van de Meierij oproept om met arbeiders, paarden en wagens deze stad te komen versterken, begint ook Gerard in de zomer van 1580 kasteel Stapelen te versterken. De grachten rond dit Boxtelse kasteel werden schoongemaakt, verbreed en uitgediept. Daarnaast werden de wallen rondom Stapelen geslecht en de bomen gerooid. Bovendien werden de muren van het kasteel opgemetseld en verhoogd.
Gerard werd voor zijn inspanningen, om de gunst van koning Filips II te verwerven, beloond. Op 5 maart 1580 vond in Maastricht voor de stadhouder van het hertogelijk leenhof de verheffing van Gerard van Horne tot heer van de heerlijkheden Boxtel, Liempde en Esch plaats.
Vader Johan van Horne ziet de verheffing van de drie heerlijkheden, Boxtel, Liempde en Esch, door zijn oudste zoon Gerard als verraad aan zijn ideaal. Hij had met twee van zijn zonen, Maximiliaan van Horne, Baron van Lokeren bij Ieper (1560-1613) en Willem Adriaan van Horne, Generaal der artillerie en Gouverneur van Heusden, Geertruidenberg en ‘s-Hertogenbosch (1580-1625), de zijde gekozen van Willem van Oranje. Dat zijn andere zoon de koning bleef volgen, was moeilijk voor Johan. Hij wil zijn testament niet opmaken “sonder de presentie van sijnen soon bij den vijandt wesende”.
Graaf van Bassigny
Gerard verruilde later kasteel Stapelen voor Huis van Yssche in Overijse nabij Brussel. Door zijn huwelijk met Honorina van Witthem (1580-1643) in 1595 verwierf deze heer van Boxtel een hogere adellijke titel. Zijn schoonvader, Antoon van Witthem (1530-1590), is tot 1580 heer van Bassigny. Maar in dat jaar wordt deze heerlijkheid door de Franse koning, Hendrik IV (1553-1610), tot graafschap verheven en mag Gerard zich na zijn huwelijk Graaf van Bassigny noemen.
Door deze verheffing veranderde ‘Huis van Yssche’ van naam in ‘Huis van Bassigny’. En door de familie van zijn vrouw verwierf Gerard een groot huis in de Ursulinenstraat in Brussel, dat later de naam ‘Hotel van Horne’ kreeg.
Door zijn geringe aanwezigheid op Stapelen, stelt Gerard een rentmeester aan die namens hem de heerlijkheden Boxtel, Liempde en Esch moet besturen. In een brief van 17 september 1597 verleent Gerard aan deze rentmeester, Leon Conincx, toestemming om naar eigen inzicht te onderhandelen zowel over regelingen van achterstallige cijnzen en renten, als over lossingen van renten uit Boxtel, Liempde en Esch. Maar voordat Leon een nieuwe overeenkomst met pachters en rentetrekkers mag sluiten, moet hij wel eerst toestemming daarvoor van zijn heer krijgen.
De nalatenschap van Gerard
Behalve een altaarluik waarop Gerard geknield staat afgebeeld, dat zich nu in Het Noordbrabants Museum bevindt, is er in ’s-Hertogenbosch nog een museumstuk aanwezig. Want tot de collectie van het Museum Het Zwanenbroedershuis behoort een tinnen beker uit 1588. Als lid van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap staat zijn naam en wapen in het wapenboek en behoort deze beker aan hem toe.
Ook al wordt Gerard getypeerd als één van de beleefdste ridders in de hofhouding van aartshertog Albert, toch zit er een smet op zijn blazoen. Want Maria, een natuurlijk kind van Gerard, treedt in bij de grauwe zusters te Mabeuge, in de provincie Henegouwen. Zij kan haar professie niet afleggen, omdat ze een buitenechtelijk kind is. Gerard moet haar eerst legitimeren. Hij vraagt bij het aartshertogelijk echtpaar, Albert en zijn vrouw Isabella een legitimatie brief voor haar aan. Nadat Gerard in augustus 1608 een octrooibrief ontvangt, kan zijn dochter haar professie afleggen.
Bronnen
Van Pinxteren, A., “Gerard van Horne: een onbekend Brabants portret”, in: In Brabant tijdschrift voor Brabants Erfgoed (jrg. 9, nr. 1, maart 2018), 74-77.