Mille periculis supersum - Duizend gevaren kom ik te boven

CR0012 Mientje Proost

Mientje Proost (rechts) tijdens de installatie van de Noodraad in 1946. (Bron: 1946, privébezit van de familie van Mientje Proost)

Alle rechten voorbehouden

Ten tijde van het uitbreken van de oorlog was Mientje Proost uit Bergen op Zoom een meisje van negentien. Ze groeide op in een hecht middenstandsgezin. Ze droomde ervan om verpleegster te worden.

De arrestatie

Op 2 mei 1942 wordt Mientjes broer Louis gearresteerd ­wegens verzetsactiviteiten. Vlak daarna vraagt een vriend van Louis haar om een pakketje weg te brengen. Mientje stemt toe en wordt koerierster, meer omwille van de vriendschap dan vanwege haar politieke idealen. Haar pakketjes worden ‘kaas’ genoemd en bevatten valse bonkaarten, persoons­bewijzen en microfiches. Mientje brengt haar ‘kaas’ per trein naar onder andere Bussum en Haarlem.

Dan wordt haar verzetsgroep ‘Dienst Wim’ geïnfiltreerd door collabo­rateur Anton van der Waals. Vrijwel de gehele groep wordt opgepakt tussen 24 juli en 5 augustus 1943. Mientje wordt in de winkel van haar ouders aan de Zuivelstraat gearresteerd. Ze lijkt niet bestand tegen de wreedheid van de ­Duitse bezetter, maar juist haar arrestatie maakt onver­moede krachten in haar los. 

Haar onverzettelijkheid blijkt al tijdens de zeven maanden eenzame opsluiting in de strafgevangenis van Scheveningen. Bij de vele verhoren slaat zij niet door en ze cijfert zichzelf weg om medegevangenen te helpen. Bovendien bedenkt ze voor zichzelf een dagelijkse routine om mentaal overeind te blijven: opstaan, wassen, eten, schoonmaken en haar dagelijkse beweging (oefeningen) volgens een vast patroon. 

 

Een reis vol ontberingen

Als de Duitsers in de gaten krijgen dat Mientje niet zal gaan praten, wordt ze overgeplaatst naar strafgevangenis Haaren. Met gevaar voor eigen leven zoekt zij contact met medegevangenen via celmuren, de oogarts en de tandarts en door het zingen van protestliederen, waaronder het streng ver­boden parachutistenlied. 

In Haaren vindt op 21 juni 1944 het strafproces tegen de ‘Dienst Wim’ plaats. Mientje en een deel van haar verzetsgroep worden ter dood veroordeeld. Haar rotsvaste geloof in de bevrijding houdt haar overeind. Na Haaren volgen de gevangenenkampen in Vught, Ravensbrück en Dachau en steeds opnieuw komt Mientje in verzet. Zo doet ze mee aan een staking voor beter eten en zingt ze vaderlandse liederen bij ontmoetingen met de Hitlerjugend in een buitencommando van Dachau. 

Aan de vooravond van de dodenmars naar Innsbruck spreekt ze de kampcommandant rechtstreeks aan op zijn onmenselijkheid en stelt ze voor de gevangenen vrij te laten. Als haar pleidooi geen effect heeft, waarschuwt ze haar medegevangenen en steelt ze zoveel mogelijk verband­materiaal en medicijnen voor onderweg. Vele gevangenen bezwijken tijdens de mars, maar Mientje heeft het uiteindelijk gered.

De strijd gaat door

Na haar bevrijding voorzag ze de Amerikaanse Inlichtingendienst van informatie over de vernietigingskampen, bemoeide ze zich met de Rode Kruistransporten en kwam ze mei 1945 weer thuis. Met haar gezondheid kwam het nooit meer goed, maar haar gevecht voor de goede zaak is gebleven.

Tekenend is de foto uit voorjaar 1946 naar aanleiding van de installatie van de Noodraad (voorbereiding gemeenteraadsverkiezingen). In het wit gekleed poseerde Mientje aan de rechterkant trots tussen de mannen. Het is een krachtig beeld van een jonge vrouw die duizend gevaren te boven kwam.

 

Bronnen

Gesprekken met diverse overlevenden, zoals Piet Hoedelmans, Mientje Houtman-Proost en Piet Huijgens.

Bewerkte memoires van Mientje Houtman-Proost.

Van Kemenade, I., "Met gevaar voor eigen leven. Het verzet in Bergen op Zoom 1940-1945", in: De Waterschans. Periodiek tijdschrift van de Geschiedkundige Kring van Stad en Land van Bergen op Zoom, jrg. 35, nr. 2, 2005, 5-10.