De gebroeders Van Cortenbach in Brugge
Het eerste spoor dat wij van de gebroeders Van Cortenbach oppikken in Brugge is hun gezamenlijke inschrijving op 3 mei 1561 als gildebroeders van de vermaarde schuttersgilde van Sint-Joris aan de Vlamingdam. Hun oom Jan van Cortenbach (ca. 1495-1534), heer van Keerbergen, was tot zijn dood in 1534 hoofdman geweest van Sint-Joris te Mechelen. Ook de Brugse tak van hun familie was sterk ingebed in de plaatselijke schuttersgilden.
Jan zal kort daarop ongetwijfeld naar het familiegoed Helmond zijn teruggekeerd, want de spanningen in de Nederlanden waren ondertussen hoog opgelopen en Helmond lag in de vuurlijn. Adolf daarentegen bleef waarschijnlijk in Brugge. Hij leefde er niet onbemiddeld, want in 1563 liet Adolf zich portretteren door gildebroeder Pieter Pourbus (1523-1584), die een stevige reputatie genoot als portretschilder.
Brugge bedreigd
Toen ook in Vlaanderen de toestand verslechterde moest Brugge in actie komen. Een groep haveloze werklozen kwam in augustus 1565 van de Boven-Leie naar Brugge afgezakt en het stadsbestuur had 200 soldaten in garnizoen genomen en 500 man burgerwacht op been gebracht. Het ligt voor de hand dat de jonge Adolf van Cortenbach bij deze mobilisatie ook een rol speelde.
Datzelfde jaar begonnen de lagere edelen in de Nederlanden zich te roeren omdat ze het niet eens waren met de hardvochtige politiek van Spanjaarden tegen de calvinisten. Ze verenigden zich in het zogenaamde Verbond der Edelen, dat op 5 april 1566 aan landvoogdes Margaretha van Parma (1522-1568) een smeekschrift overhandigde. Jan en Adolf van Cortenbach hadden zich bij het Verbond aangesloten en de petitie mee ondertekend.
Toen dit geen resultaat opleverde, werd de toestand grimmiger. In augustus 1566 leidde de ontevredenheid zelfs tot een heuse volksopstand, de Beeldenstorm, die zich razendsnel verspreidde over de Nederlanden. Op 20 augustus sloeg de vernielzucht toe in Antwerpen, enkele dagen daarna in Breda en 's-Hertogenbosch. Opvallend genoeg mislukte in Helmond de beeldenstorm doordat de plannen vroegtijdig uitlekten en Jan van Cortenbach kon ingrijpen. Toen in 1569 de hervormden in Helmond de beelden in de kerken nogmaals wilden neerhalen, belette hij dit met geweld, in welk gevecht hij zelf gewond raakte.
Ook Brugge werd grotendeels ongemoeid gelaten, want de op 24 augustus voorziene inval werd afgeweerd, kerken werden gesloten en het kerkzilver veilig opgeborgen. Na deze beeldenstorm distantieerden de meeste edelen zich van de opstand. Ook Jan en Adolf van Cortenbach deden dat en kozen nu partij voor de koning van Spanje. De Nederlanden verzeilden in een patstelling tussen de opstandige calvinistische provincies in het noorden en de koningsgetrouwe gewesten in het zuiden.
Begin 1573 werd de meer gematigde Don Luis de Requesens (1528-1576) Nederlands landvoogd en werd Brugge wat rust gegund. Adolf van Cortenbach verbleef al die tijd wellicht in Brugge want hij trouwde in 1574 met Anna de Merode (?-1581), weduwe van Filips van Halewijn (?-1557) en van Jacob van Claerhout (1525-1567). Anna moet al een zekere leeftijd gehad hebben want haar tweede echtgenoot was reeds 7 jaar overleden.
Hoofdman van de Sint-Jorisgilde
De Sint-Jorisgilde bleef een katholiek bolwerk. In de periode 1541-1565 had men onder de nieuwe leden binnen de schuttersgilde een grote toevloed van geestelijken gekend, die zich onder de dreiging van opkomende calvinisten wat dichter tegen de wereldlijke macht kwamen aanschurken. De nervositeit was voelbaar want op 12 april 1575 werd bevolen dat de gildebroeders zich op de ochtend van de Heilig Bloedprocessie dienden te verzamelen op de vesten, toegerust op orloogsche wijze, om in de processie mee op te stappen, duidelijk om opstootjes te vermijden. Anderzijds vergaderde men met de andere Brugse schuttersgilden om samen de ‘Mei’ in te halen. Omdat de feestelijkheden hiervan zich buiten de stadsmuren afspeelden wees dit toch op een zekere ontspanning.
Hoofdman Jan V de Baenst overleed op 25 juli 1575, precies toen in die zomer de calvinistische dreiging vanuit de Zwinmonding toenam. Er werden opnieuw Duitse en Spaanse troepen naar Brugge gezonden en het is niet onwaarschijnlijk dat Adolf van Cortenbach zich als officier bij deze troepen aansloot. Gailliard beschrijft hem immers als een ‘infanteriekolonel’.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat de gildebroeders van Sint-Joris de 35-jarige Adolf van Cortenbach als hun nieuwe hoofdman kozen op 25 oktober 1575. De Bruggelingen zagen in deze militair waarschijnlijk de ideale figuur om de oprukkende calvinisten af te weren. Dit impliceerde anderzijds toch wel dat men de man goed kende en dat hij binnen het gildebestuur (Eed) was opgeklommen. Binnen de gilde was men het bijhouden van resolutieboeken pas gestart op 10 april 1575, zodat over de voorgeschiedenis van Adolf binnen de gilde niets bekend is.
Na de dood van Requesens besloten de notabelen er een einde aan te maken, en op 8 november 1576 proclameerde de Staten-Generaal de Pacificatie van Gent, die absolute godsdienstvrede voorstond. Don Juan van Oostenrijk (1547-1578) kwam echter onmiddellijk toegesneld als nieuwe landvoogd om weer orde op zaken te stellen.
Op 18 mei 1577 overleed Jan van Cortenbach onverwacht op het Helmondse kasteel, ongehuwd en slechts 40 jaar oud. Adolf zat nu in nauwe schoentjes.
Van Brugge naar Helmond
Na de nederlaag van de calvinistische troepen tegen de legers van Don Juan tijdens de Slag bij Gembloers op 31 januari 1578, nam de vrees voor een brutale inval en bezetting door Spaanse troepen in Vlaanderen sterk toe. Ook de stad Brugge ging over tot voorzorgsmaatregelen en een plakkaat van 16 februari 1578 eiste, ter onderpand van de financiering van de eventuele strijd, al het goud-en zilverwerk op van steden, kerken, kloosters, hospitalen, ambachten en schuttersgilden.
Op 20 maart 1578 waren Gentse calvinistische troepen door de gelijkgezinde commandant van de Brugse stadswacht de poorten binnengeleid. De calvinisten grepen weliswaar de macht, maar Brugge bleef een overwegend katholieke stad. Ook de schuttersgilden manifesteerden zich verder als hoofdzakelijk katholiek.
Niet alleen de machtsgreep van de calvinisten zal Adolf ertoe aangezet hebben de stad te verlaten, maar voornamelijk de bedreiging van het familiegoed te Helmond, dat onbeheerd bleef na de dood van zijn broer. Hij trok, met zijn portret van Pieter Pourbus, naar Brabant. Hij werd op 30 maart 1578 als hoofdman van Sint-Joris opgevolgd door een andere oud-militair van katholieke strekking, Jean de Bonnières (voor 1535-1598), ook gehuwd met een van Halewijn.
Adolf trof in Helmond ook een verscheurd land aan. Al in 1579 moest hij in actie komen, toen Helmond voor de eerste keer werd ingenomen door de protestantse troepen, die hij slechts met de grootste moeite weer wist te verjagen. De toenmalige pastoor van Helmond bezong in 1581 zijn heldendaden in een stuk getiteld: Victoria Nobilissimi Adolphi de Cortenbach. Adolf zette zijn carrière in Spaanse dienst verder als militair gouverneur van ’s Hertogenbosch.
Anne de Merode stierf kinderloos op 8 maart 1581 en in 1582 hertrouwde Adolf met Philippine van Ruyschenberg (1565-1618), die geen enkele band had met Vlaanderen. Uit dit tweede huwelijk werden zeven kinderen geboren, resp. in Eindhoven, ’s-Hertogenbosch, Helmond, Mechelen en Brussel, wat er op wijst dat Adolf nooit meer naar Brugge kwam.
Bronnen
Blok, P. en Molhuysen, P., Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 7, Leiden, 1927, p. 325.
Heeren, J., Geschiedenis van het kasteel-raadhuis en de heren van Helmond, Helmond, 1938.