De eerste dramatische gebeurtenis uit het leven van Antje deed zich voor toen zij zes was en in Haaren aan het spelen was bij de brandkuil. In vroegere tijden moest ieder dorp over minstens één zo’n met bluswater gevulde kuil beschikken. Zodat de brandweer bij brand snel over water kon beschikken. Maar zo’n brandkuil was voor kinderen natuurlijk ook een aantrekkelijke speelplaats. Zo ook voor Antje en haar vriendje Huub Frederiks (1916-1988) die op tweede paasdag 23 april 1923 bloemen plukten bij de kuil.
Vervolgens ging het goed mis. Beide kinderen vielen in het water en dreigden te verdrinken. Dat ze toch bleven leven dankten ze aan timmerman Dorus Voetman (1883-?), die toevallig langsliep en de drenkelingen zag. Hij haalde ze uit het water en wist met mond-op-mondbeademing hun levens te redden. Op dat moment zou Antje besloten hebben om later als non het klooster in te gaan, uit dankbaarheid voor de redding van haar leven. Een dergelijk voornemen moet worden gezien in het licht van het rijke Roomsche Leven dat op dat moment in volle gang was. Antje was zelf dankzij haar moeder een Mariakind. In de hoop op een meisje beloofden zwangere vrouwen destijds soms om hun kindje aan Maria op te dragen en zeven jaar in het blauw te kleden.
Gelofte tijdens een bombardement
Antje hield zich aan haar belofte en legde op 10 mei 1940 op 23-jarige leeftijd , in het bijzin van haar familie, haar eeuwige gelofte af als non in het Moederhuis van de Tilburgse Zusters van Geliefde. Deze katholieke congregatie werd in 1832 opgericht door Joannes Zwijsen (1794-1877), toen nog pastoor en later aartsbisschop. De Zusters van Tilburg zetten zich in onder andere in voor onderwijs en zieken- en bejaardenzorg.
Nu was 10 mei 1940 ook de dag waarop Duitsland Nederland binnenviel. Duitse bommenwerpers vlogen over het land en dropten hun bommen, ook in Tilburg. Zij kwamen neer bij het station en de Noordstraat; in totaal vielen er vijftien slachtoffers. In zekere zin waren Antje en haar familie die dag wederom aan de dood ontsnapt.
Sanatorium Maria Oord
Toch bleek het voor Antje onmogelijk om aan het noodlot te ontsnappen. Zij werkte in 1944 als juffrouw aan een bewaarschool, de voorloper van de kleuterschool, in Eindhoven toen bij haar tuberculose werd geconstateerd. Hierop werd zij overgebracht naar het door de Zusters van Liefde opgerichte sanatorium Maria Oord in Gennep.
Op het moment dat Antje naar Maria Oord ging, bevonden zich hier zo’n 600 man, waaronder medisch personeel, paters, bejaarden en 200 tbc-patiënten. Iedere patiënt die er aankwam, moest zich eerst melden bij de Medische Observatie (MO). Na onderzoek en constatering van de tuberculose kreeg de patiënt een bed op de bovenverdieping, de zogeheten blauwe hal. Dit bed mocht men nooit verlaten, ook niet om te wassen of naar het toilet te gaan.
Het dagritme was altijd hetzelfde: om zeven uur thee en om acht uur brood en havermoutpap zoveel men wilde. Gevolgd door warm eten met veel vlees om twaalf uur. In feite werd men vetgemest; deze gewichtstoename was om het genezingsproces te bevorderen. Verder kwam af en toe familie op bezoek, vanwege besmettingsgevaar zonder kleine kinderen. Ook de familie van Antje kwam haar op 30 mei 1944 bezoeken, met gevaar voor eigen leven. Niet zozeer vanwege de tbc maar hun trein vanuit Boxtel werd halverwege de reis beschoten door vliegtuigen. Alle inzittenden zochten dekking in de sloten langs het spoor. Moeder Schuurmans scheurde haar jurk open en broer Johan zijn broek was aan flarden.
Schuilkelders vol tbc-patiënten
Ondanks de medische zorg waren Antje en haar medepatiënten allerminst veilig. Gennep werd dagelijks beschoten door de geallieerden, waarop het Duitse leger op 16 oktober 1944 besloot het dorp te laten evacueren. Met de bedlegerige en besmettelijke patiënten van sanatorium Maria Oord en het nabijgelegen Zonlichtheide wist men zich echter geen raad. De tbc-patiënten bleven achter in het verlaten Gennep.
Door de aanhoudende granaatinslagen rondom Maria Oord werden Antje en haar medepatiënten in november 1944 overgebracht naar de kelders in de huizen rondom de Markt van Gennep. Die kelders lagen vol matrassen vlak naast elkaar. De patiënten moesten over het voeteneind naar het hoofdkussen kruipen. Zij lagen daar met twintig man bij elkaar. Verder was er één plek voor de nachtzuster en een apart kamertje voor een pater of broeder. Aan het einde van de lange kelder was een gordijn gespannen met daarachter een wasketel met een plank daarover. Dat was ‘s nachts het noodtoilet. Een anekdote hierover luidde dat de zuster die bij het toilet sliep het gênant vond dat het tijdens het plassen zo kletterde in de ketel. Wat moest de pater hier wel niet van denken in het aangrenzende kamertje? Vandaar dat de zuster een stuk karton in de ketel klemde zodat het geluid werd gedempt.
Door de lage raampjes aan de straatkant viel wat licht de kelder binnen, zodat de patiënten konden lezen als het buiten helder weer was. Verder deden Antje en haar medepatiënten veel spelletjes en vertelden ze verhalen. Een van de vrouwen had een mondharmonica, waarop de patiënten in goede gezondheid met haar deuntjes meezongen. Buiten stonden Duitse soldaten soms mee te luisteren. Ze kwamen echter nooit naar binnen, uit gevaar voor de besmetting en dat door de zusters nog extra werd aangedikt.
De zusters wisten weinig over de situatie buitenaf en vertelden de patiënten ook weinig. Zij moesten hard zijn om onnodige emotionele escalatie te voorkomen. Ondanks dit alles zoemde er half december een gerucht dat de patiënten weg moesten uit Gennep. Het eten raakte op en de winter was aangebroken. De week voor Kerstmis volgde de bevestiging: iedereen moest zich klaarmaken voor vertrek.
Bij de patiënten in de kelder heerste een dubbel gevoel van zowel opluchting als berusting. Er klonk motorgeronk en het bevel om naar buiten te komen. Voor het eerst sinds zeven, acht weken stond Antje weer in het daglicht. Vervolgens werd zij met de ambulance vervoerd naar een noodhospitaal in Harreveld.
Het afscheid
Het noodhospitaal in Harreveld was het voormalige Sint Vincentius-gesticht dat aan het einde van de Tweede Wereldoorlog uitvalbasis werd voor ziekenhuizen uit Nijmegen en omstreken die door de Slag om Arnhem moesten uitwijken. De eerste patiënten kwamen uit Gennep, waaronder dus die van het sanatorium Maria Oord. Na het eindigen van de oorlog werd het noodhospitaal officieel op 1 november 1945 opgeheven, maar vanwege oorlogsschade aan het sanatorium verbleven de vrouwelijke patiënten van Maria Oord nog een half jaar in het hospitaal
Met de gezondheid van Antje ging het bergafwaarts. Op vrijdag 21 december, een paar dagen voor kerst, werd de doodzieke Antje overgebracht naar het Theresiaklooster van de Zusters van de Liefde in Diessen. Op de weg hiernaartoe wilde zij nog een keer door Haaren rijden langs haar ouderlijk huis. Alle huisgenoten van de familie Schuurmans, van opa en oma tot kleinkinderen, werden naar buiten geroepen en posteerden zich op straat. Vervolgens zwaaiden zij naar de langsrijdende Rode Kruis-ambulance waarin Antje lag. De ambulance stopte niet, vanwege besmettingsgevaar, maar reed heel langzaam langs het huis. Door de ruiten van de ambulance zag Antje haar familie voor het laatst.
Gesloten kist
Antje Schuurmans stierf op woensdag 27 februari 1946 op 29-jarige leeftijd. In de vroege vrijdagochtend van 1 maart 1946 werd zij begraven op de begraafplaats van het Theresiaklooster. Haar broers Jos, Johan en Kees waren bij de plechtigheid aanwezig. Daarvoor hadden zij twintig kilometer moeten fietsen en verschillende, in de natte winter van 1946 uitgetreden beekjes en waterlopen (de Beerze, de Essche Stroom) moeten oversteken.
Toen de broers eindelijk in Diessen aankwamen, was de kist van Antje al gesloten en de mis begonnen. Zij drongen nog aan om hun zus te mogen zien maar hun verzoek werd afgewezen. Met dit droevige verhaal moesten ze terug naar huis. Vooral bij moeder Schuurmans liet dit diepe sporen van verdriet achter. Tegelijkertijd viel er, gezien het besmettingsgevaar van tbc, weinig op de weigering van de kloosterzusters af te dingen. Het was het treurige gevolg van een ziekte die in de vorige eeuwen vele slachtoffers eiste.
Deze biografie een bewerkte versie van het verhaal dat Jos Schuurmans op vrijdag 20 september 2019 instuurde naar Brabantserfgoed.nl. Zijn verhaal is weer gebaseerd op getuigenissen van verschillende personen binnen de familie Schuurmans.