Geboren onderwijzer
Ouwerlings vader wisselde regelmatig van standplaats. In 1867 vestigde het gezin zich in Woensel, waar Ouwerling de dorpsschool bezocht. Vanaf 1874 ging hij naar de Rijksnormaalschool te Eindhoven. In oktober 1876, toen het gezin verhuisde naar Someren, kwam hij in de kost bij schooldirecteur Jan Josef de Vlam. In 1880 behaalde hij zijn acte en werd hij aangesteld tot hulponderwijzer in Liessel. In maart 1882 werd hij onderwijzer aan de openbare school te Deurne; begin augustus 1885 behaalde hij zijn hoofdacte.
Zijn historische belangstelling stamt al uit zijn jeugdjaren. Als onderwijzer in Deurne deed Ouwerling in zijn vrije tijd onderzoek in het plaatselijke archief, dat hij als geen ander zou leren kennen. Zijn carrière als historicus begon in 1883, toen hij onder het pseudoniem Hendrik van Deurze een bijdrage leverde aan het pas opgerichte Tijdschrift voor Noordbrabantsche Geschiedenis, Taal- en Letterkunde. De oprichter van dat tijdschrift, de Helmondse archivaris August Sassen, werd al snel Ouwerlings beste vriend. Ouwerling publiceerde in die vroege periode bovendien in het onderwijsblad School en Studie en in uitgesproken katholieke bladen als de Volks-Almanak voor Nederlandsche katholieken en Dietsche Warande. In 1889 deed hij een vergeefse poging om A.C. Bondam op te volgen als commies-chartermeester van het rijksarchief in Noord-Brabant.
Gedwongen ontslag
Na 1890 kwam Ouwerling, inmiddels plaatsvervangend hoofdmeester, steeds vaker in aanvaring met de Deurnese gemeenteraad. Hij vond dat hijzelf en veel van zijn jonge collega's werden onderbetaald en bemoeide zich steeds meer met de lokale politiek. Na de oprichting in Deurne van de bijzondere fraterschool voor jongens, in 1896, ging het met het openbaar onderwijs in de gemeente bergafwaarts en kwam Ouwerling met enkele collega's op wachtgeld te staan; in november 1900 kreeg hij uiteindelijk eervol ontslag. Zijn pogingen om in Leiden het examen m.o.-Nederlands te behalen mislukten jammerlijk, maar dankzij de inspanningen van onder meer Sassen werd hij in 1899 redacteur bij de kwijnende krant De Zuidwillemsvaart. In de periode 1902-1913 was hij tevens leraar Nederlands aan de Burgeravondschool te Helmond. Hij bleef echter wonen in Deurne.
Gevestigd in Deurne
Vooral aanvankelijk gebruikte hij zijn positie als journalist om de incompetentie en corruptie van verschillende dorpsbestuurders en met name de secretaris van Deurne, J.L. Janssens, aan de kaak te stellen. Hierin werd hij bijgestaan door zijn vriend en vroegere pupil Hendrik Maas, die in die tijd furore maakte als schrijver van omstreden sociaal-kritische romans. Omdat hij weinig vertrouwen had in de bestuurlijke kwaliteiten van de leiding van de Zuivelcoöperatie in Noord-Brabant, koos hij tijdens de zogenaamde "boteroorlog" voor de boterhandelaren en dus tegen de NCB. Vooral hierdoor verslechterde zijn oorspronkelijk goede relatie met de voorman van de NCB, de "boerenapostel" Gerlacus van den Elsen. De twee vochten in die tijd enkele felle polemieken uit.
In deze tijd verscheen ook de geruchtmakende bundel Uit de donkere gewesten, waarin Ouwerling de punten van kritiek nog eens op een rijtje zette. De polemieken leverden De Zuidwillemsvaart veel nieuwe abonnees op en Ouwerling raakte in deze periode uit de financiële zorgen. In 1913 liet hij in Deurne voor zichzelf een kapitale villa bouwen, De Romein.
In 1922, toen de controverse rondom zijn persoon aanmerkelijk was afgenomen, nam hij afscheid als redacteur om zich volledig te kunnen wijden aan het historisch onderzoek. Wel bleef hij tot 1926 lid van de Deurnese gemeenteraad, waarin hij sinds 1919 zitting had. In deze periode was hij ook actief als voorzitter van de r.k. kiesvereniging van het district Helmond, als lid van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen en van de provinciale Monumentencommissie. De publicatie van zijn magnum opus, de Geschiedenis der dorpen en heerlijkheden Deurne, Liessel en Vlierden, maakte hij niet meer mee: hij overleed op 12 oktober 1932, in zijn woonplaats Deurne.
Gespleten figuur
Ouwerling was een enigszins gespleten figuur. Hij was klein van postuur, humoristisch en gemoedelijk, maar ook moeilijk te doorgronden en erg gevoelig voor kritiek. Hij was bereid de handschoen op te nemen als dat nodig was, maar ging zelden of nooit onbezonnen te werk: zijn pen was scherper dan zijn tong. Het is moeilijk te zeggen of hij zich bij het aangaan van een polemiek liet leiden door rancune. Zijn sociale bewogenheid was authentiek, maar op latere leeftijd spreekt uit zijn persoon toch ook een zekere bitterheid. Hij mat zich toen een wat barse houding aan en toonde zich wars van "mooischrijverij" en geleerdheid, een houding die zich moeilijk laat rijmen met zijn voornaamste liefhebberijen: archiefonderzoek en het verzamelen van boeken.
Als jong onderwijzer leek Ouwerling vooral te willen ontsnappen aan de in zijn ogen benauwende en cultuurloze omgeving. Lange wandeltochten met vrienden en vooral ook archiefonderzoek boden hem daartoe de mogelijkheid. Voor zover hij in die beginjaren een consistent maatschappijbeeld had, sloot dit aan bij dat van katholieke voormannen als Alberdingk Thijm, aan wie hij zijn eerste pennenvruchten toevertrouwde.
Onder invloed van de veel 'neutralere' Sassen en vooral ook na zijn aanvaringen met het Deurnese dorpsbestuur deed zich echter een omslag voor: in de periode daarna zou Ouwerling, als journalist en gemeenteraadslid, de naam krijgen een 'liberaal' en/of 'socialist' te zijn. Dat laatste was hij zeker niet: hij was, ook op latere leeftijd, goed katholiek, maar niet overdreven kerks; vreemdelingenhaat en geloofsfanatisme waren hem vreemd.
Sociaal bewogen
Hij was een sociaal bewogen mens, politiek actief, en meer gericht op verandering en openstelling dan op conservatisme en isolement; dwepend met handel en industrie, zaken die de streek volgens hem welvaart en beschaving zouden brengen. Net als emancipatoren als Van den Elsen verzette hij zich tegen het drankmisbruik en de zedenverwildering van de plattelandsbevolking. Hij zag die ondeugden echter niet als uitwassen van het moderniseringsproces, maar eerder als tekenen van achterlijkheid of achterstand. Bij de fabrikanten was hij daarom populairder dan bij de boeren.
Welke rol hij in de woelige jaren rond de eeuwwisseling precies gespeeld heeft, is echter onduidelijk: vooralsnog bestaat zijn erfenis vooral uit zijn werk als historicus. Op dat terrein lag ook zijn grote kracht. Hij was geen professional en begaf zich zelden of nooit buiten het terrein van de lokale en regionale geschiedenis, maar hij bezat een groot analytisch vermogen. Het blootleggen van lokale en regionale machts- en gezagsverhoudingen, in het heden evengoed als in het verleden, was hem als geen ander toevertrouwd.
Bronnen
Heeren, J., "August Sassen en Ouwerling" in: De Vlasbloem (jrg. 1, 1980), 87-101.
Maas, H., Het goud van de Peel, Amersfoort, 1909.
Dit artikel verscheen eerder in: J. van Oudheusden e.a. (red.), Brabantse biografieën. Levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Noordbrabanders. Deel 2, Amsterdam/Meppel, 1994.