Auteur: Nel Rogier

Jet van den Eerenbeemt-De Pont

Geboortedatum: | Sterfdatum:

journaliste

Cromvoirt, RCE, 1968, Commons

Een boerderijgezicht in Cromvoirt. Voor behoud van dit 'authentieke' beeld streed Jet van den Eerenbeemt-De Pont. (Foto: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 1968, Wikimedia Commons)

Alle rechten voorbehouden

Henriette Catharina Maria de Pont werd geboren in Tilburg op 11 mei 1917. Zij was het vierde kind, de tweede dochter, in het gezin van negen kinderen van Johannes Bernardus Cornelis de Pont, schoenfabrikant, en Huberdina Adriana Maria Hendrickx. Ze trouwde op 27 november 1956 te Tilburg met Josephus Bernardus Wilhelmus Maria van den Eerenbeemt, accountant te Vught. Uit dit huwelijk zijn een dochter en een zoon geboren. Zij is overleden te Vught op 15 november 1997.

Nuchtere familie

Haar grootvader van moederszijde was aannemer; haar vader had, samen met enkele broers, een bescheiden schoenfabriek. Je zou niet direct verwachten dat een meisje uit dit milieu in die tijd een gymnasiumopleiding ging volgen. Maar nuchterheid vierde er hoogtij: je ging naar de school die je aankon. En als de zuster van de lagere school zei: dat meisje kan naar het lyceum, dan gebeurde het. Zo verging het Jet de Pont.

Toen ze haar diploma gymnasium a behaalde aan het St.-Theresialyceum in Tilburg, was het crisistijd. Zij moest thuis gaan meehelpen in het drukke huishouden en gaf wat bijlessen. Het gezin waarin Jet opgroeide wordt door haar zuster bestempeld als een kring waarin kunst en wetenschap geen rol speelden. "Het was de meest onmuzikale familie die je bedenken kunt." Zwemmen en voetbal waren belangrijk. Ook de meisjes gingen mee naar de wedstrijden van Willem II.

 

Eerste vrouwelijke Brabantse journaliste

Jan de Pont stierf in 1939. Mede daardoor kwam Jet pas na de Tweede Wereldoorlog in de gelegenheid buitenshuis aan het werk te gaan. Op 1 oktober 1945 kreeg zij een baan als assistente berichtendienst op het secretariaat van de hoofdredactie van het katholieke dagblad De Tijd in Amsterdam. In dit soort banen rolde je toen door toedoen van familie of vrienden. Het is dus aannemelijk dat Jan Derks, die redacteur van De Tijd was, hierin bemiddeld heeft. Hij was Tilburger en bovendien getrouwd met Marie Louise de Pont, een volle nicht van Jet. Bij het sollicitatiegesprek was de enige vraag van de toenmalige hoofdredacteur, L.G.A. Schlichting, wat ze wilde verdienen. Twee maanden later werd zij secretaresse van de hoofdredactie. Inmiddels was daar Piet Kerstens aangesteld, die naar Jets zeggen bijna van zijn stoel viel toen hij hoorde hoe weinig ze verdiende. Overigens werd het toen vrijwel overal en zeker in katholieke kringen volkomen normaal gevonden dat een vrouw minder verdiende dan haar mannelijke collega die exact hetzelfde werk deed. Die laatste was of werd immers kostwinner.

Met ingang van 1 september 1946 werd ze op de stadsredactie geplaatst om zich bezig te houden met 'rechtbank, politierapporten en politierechter'. Diensten op de redactie van 17.00 tot 23.30 uur mocht ze meedraaien. Echte nachtdiensten in bedrijven waren wettelijk voor alle vrouwen verboden.

 

Redacteur Brabant

Twee jaar later, toen Jan Derks hoofdredacteur geworden was, kreeg Jet de Pont de mogelijkheid op de Haagse redactie te komen. Daar voelde ze niets voor, maar ze wilde wel redactrice Brabant worden. Dat ging niet zonder slag of stoot, want Jan Derks was bang voor de reacties uit Brabant als ze daar een redactrice in plaats van een redacteur zouden neerzetten. Jet zelf zag geen enkel bezwaar tegen een vrouw op die plaats: 'als ze haar werk maar goed doet'. Ze vond het in elk geval een pre dat ze de taal en het volk kende. En Jet de Pont, de eerste vrouwelijke Brabantse journaliste, werd 'redacteur'-Brabant. Ze keerde terug naar haar geboortestad en ging weer netjes, zoals het een ongetrouwde dochter betaamde, bij haar moeder inwonen. Toen 'Brabant' in 1954 werd ingedeeld in klasse III van de salarisschalen bij De Tijd, wist zij toch klasse II te bedingen.

Ze was geen fanatiek feministe, maar dat vrouwen ook aan bod moesten komen was voor haar evident. Uit haar mond waren soms wel geëmancipeerde, maar vooral nuchtere ideeën te horen. In 1956 schreef zij in de Philips koerier een artikel in de rubriek 'De vrouw in haar werk'. 'Natuurlijk moet een vrouw, ook een werkende vrouw, haar vrouwelijkheid bewaren, maar dat hoeft haar niet te beletten om zich aan de eisen van haar beroep aan te passen. Wanneer een vrouwelijke journaliste bij voorbeeld meegaat op een excursie, waarbij geklommen moet worden, of modderige en glibberige wegen moeten worden begaan, moet ze zorgen, dat ze daarop gekleed is en dat ze op een dergelijke tocht haar mannelijke collega's niet tot last is. Als de mannen weten, dat die juffrouw haar eigen boontjes wel dopt, zijn ze ridderlijk genoeg om haar bij eventuele moeilijkheden een hand toe te steken.' Je kunt het, zelfs voor die tijd, met de beste wil van de wereld geen opzienbarende ideeën noemen. Later zou ze zeggen: 'Al dat gedoe over vrouwenemancipatie verbaast me alleen maar. Emancipatie is veel meer een kwestie van persoonlijkheid dan van omstandigheden.'

 

Fel van leer

Op 30 september 1952 verscheen in De Tijd een geruchtmakend artikel van haar hand onder de titel 'In Tilburg slaapt een heel gezin op straat'. Fel trok ze van leer: 'Tilburg beroemt er zich op de meest katholieke stad van Nederland te zijn. Toch doet zich daar een feit voor van zo ten hemel schreiende onchristelijkheid, dat we ons hebben afgevraagd, of iets dergelijks in een andere Nederlandse gemeente zou hebben kunnen gebeuren'. Wat was het geval? Een keurig gezin huisde in een hut van ijzeren platen die bedekt was met een zeildoek. Dat duurde al twaalf weken. 'Sindsdien is de katholiciteit van Tilburg niet groot genoeg gebleken om deze mensen hoe dan ook onder dak te brengen', zo luidt Jets aantijging. Een fabrikantenvrouw zegde per ommegaande haar abonnement op, maar de toenmalige hoofdredacteur, Mr.W.A.M. van der Kallen, ontving ook andere reacties. Hij droeg haar op contact op te nemen met de boze fabrikantenvrouw, maar schreef verder: 'Vertrouwelijk zij u meegedeeld dat Kapelaan J.D., Pastorie Broekhovenseweg 4, ons zijn instemming heeft betuigd en nog aangeboden heeft nog ergere gevallen te noemen. (...) Ga eens met die kapelaan praten. Laat u niet uit het veld slaan, maar spring van de andere kant ook niet roekeloos om met onze abonnees'. Tenslotte kan de krant melden: 'Krepeergeval in Tilburg geholpen'.

Typerend voor de verhoudingen in die tijd (of: bij De Tijd?) is het autoritaire briefje dat Jet na afloop van de affaire moest incasseren van haar hoofdredacteur: 'Het feit dat U nu succès heeft gehad met het gezin, dat op straat kampeerde, moet U niet verleiden te geloven dat Uw artikel over dit geval in het heden en het hiernamaals een parel aan Uw kroon is.' Hij vond het artikel 'te generaliserend' en gebood Jet de Pont zich voortaan te beperken tot louter nieuws, zonder commentaar. Dat laatste achtte hij aan de hoofdredactie voorbehouden. Toen ze met pensioen ging werd over haar geschreven: 'Scheiding van feiten en commentaar is heilig voor Jet …' Van der Kallens berisping had blijkbaar indruk op haar gemaakt.

Mensen die haar gekend hebben bij De Tijd beschouwen haar als een goede verslaggeefster, die degelijk werk afleverde, maar ze was 'geen schrijfster, aangeraakt door de muze', zegt haar collega Anne Biegel. Ze was ook niet iemand die indruk maakte binnen de redactie, ook geen soliste die eigengereid haar weg ging. Wel was ze zeer gedecideerd, vaak niet zo fijnzinnig, nogal 'vierkant' in haar optreden en uitspraken.

Begin jaren vijftig werkten er nog steeds weinig katholieke vrouwelijke journalisten in de dagbladpers. Na de Tweede Wereldoorlog werd Jet de Pont een van de weinige vrouwelijke leden van de Katholieke Nederlandse Journalisten Kring. Van 1951 tot 1953 was zij zelfs bestuurslid voor Noord-Brabant, en enige vrouw te midden van zes mannen in het bestuur. Zijzelf vond dat door haar aanwezigheid de toon op de persconferenties en de bijeenkomsten veranderd was. 'Minder uitsloverijen en platte grapjes', zei ze.

 

Van redacteur tot huisvrouw

Met allerlei Brabantse zaken hield ze zich bezig, van het 25-jarig bestaan van de Tilburgse Hogeschool tot de voorgenomen inpoldering van de Biesbosch. Haar aandacht ging bijzonder uit naar de underdog, naar de natuur en het milieu. Op een scooter reed ze door de provincie om nieuws te vergaren. Zo vertoonde ze zich in Vught in verband met het plan van het kerkbestuur van de H. Hartparochie om een bejaardencentrum te bouwen op het landgoed De Braacken. Bij die gelegenheid leerde ze de penningmeester van het kerkbestuur, de 52-jarige weduwnaar Jos van den Eerenbeemt kennen. Blijkbaar sloeg er een vonk over bij die ontmoeting: in 1956 trouwden zij. Dat heeft velen verbaasd. Ze nam ontslag bij de krant omdat ze het gevoel had dat men een getrouwde journaliste bij de De Tijd niet gepast vond. Gezien de ervaringen van andere katholieke journalistes heeft ze daar zeker gelijk in gehad. Maar duidelijk is ook dat haar man wilde dat ze stopte met werken. Met de baan ging ook de scooter de deur uit want die paste niet bij haar nieuwe status. Van zelfstandig opererende redacteur-Brabant van een gerenommeerd landelijk dagblad werd zij een baanloze huisvrouw met als actieradius het dorp Vught.

 

Correspondent Brabants Dagblad

Na het overlijden van haar man, in 1967, nam haar schoonzus in huis de zorg voor Jets nog vrij jonge kinderen op zich en pakte Jet haar oude stiel weer op. Ze werd correspondente voor de gemeente Vught van het Brabants Dagblad. Hoofdredacteur van deze krant was Jan Oyen, een collega van Jet uit haar Amsterdamse jaren. Ze kreeg een vast salaris in deze parttime functie, wat ongewoon was in die tijd. Van correspondente promoveerde ze tot verslaggeefster op de stadsredactie, maar ze bleef ook Vught 'doen'. Zelf zei ze bij haar afscheid: 'Je kan wel stellen dat er in Vught geen vereniging is, waar ik niet geweest ben'. Overal haar gezicht laten zien, vooral waar sprake was van vrijwilligerswerk, vond ze belangrijk.

Het is ook in deze tijd geweest dat ze diverse alleraardigste, goed gedocumenteerde gedenkboekjes schreef voor parochies, wijken en instellingen in Vught die wat te vieren hadden. Aan het kerkdorp Cromvoirt was ze speciaal gehecht. In de jaren dat het stadsgewest 's-Hertogenbosch zijn oog liet vallen op Cromvoirt als ideaal recreatiegebied voor het stadsgewest, streed ze mee aan Cromvoirts zijde tegen de aantasting van het authentieke karakter van het dorp. Ook een eventuele bebouwing van de Vughtse Gement, een natuurgebied tussen Vught en Den Bosch, was haar een doorn in het oog. Net als in haar periode bij De Tijd hadden zaken die natuur en milieu betreffen haar speciale belangstelling, meer dan bijvoorbeeld de onvermijdelijke ruzies in de gemeenteraad. Ze doorzag situaties en verhoudingen snel, was ad rem en hield van boude beweringen. Ze maakte het je niet gemakkelijk als je het niet met haar eens was, zeggen mensen die haar goed gekend hebben.

In 1979 moest zij vanwege de achteruitgang van haar gehoor ophouden met werken. Het speet haar niet zo heel erg. De tijden waren veranderd. De journalistiek was harder geworden. Langzamerhand werd ze behoudender, zoals de meeste oude mensen. Christelijke idealen bleven voor haar belangrijk, maar een Acht meibeweging vond bij haar geen adhesie. Gevoelens van onvrede met de gang van zaken in kerk en politiek bekropen haar. Ze bemoeide zich er niet meer mee. Wel bezocht ze tentoonstellingen, wellicht ook De Pont, de Stichting voor Hedendaagse Kunst, door haar volle neef Jan de Pont mogelijk gemaakt.

Nog achttien jaar lang was haar forse, wat onverschillig geklede gestalte een vertrouwde verschijning in het dorp Vught, waar iedereen Jet van den Eerenbeemt kende.


Bronnen

Katholiek Documentatie Centrum Nijmegen, Archief van De Tijd

Archief van het Brabants Dagblad te 's-Hertogenbosch

Gesprekken met mevrouw Harriët van den Eerenbeemt, mevrouw J. Ooms-de Pont en mevrouw Anne Biegel


Dit artikel verscheen eerder in: J. Brouwers e.a. (red.), Brabantse biografieën. Levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Noord-Brabanders. Deel 6 (Stichting Brabantse Regionale Geschiedbeoefening, 's-Hertogenbosch 2003).