Beerjagen in Veghel op een overspelige vrouw

“Als gij se maer vinden kunt, die gij soekt"

Tekening Sint Lambertuskerk Veghel

De Sint Lambertuskerk in Veghel met rechts het bruggetje waar Geertrui haar belager Geerit Coolen tegenkwam. (Bron: Valentijn Klotz, 1676, Noordbrabants Museum)

In landen als Frankrijk en Duitsland maar juist ook in Brabant, en dan met name in de Meierij, nam de lokale bevolking tot in de twintigste eeuw geregeld via volksgerichten het recht in eigen handen. Een berucht voorbeeld van een dergelijk volksgericht was het zogeheten beerjagen. Zo ook in Veghel, waar een groep jongemannen hardhandig voor eigen rechter speelde tegenover hun dorpsgenote

De schepenen van Veghel begrepen er geen biet van. Negen jongemannen uit het dorp moesten voor de schepenen van de stad Den Bosch verschijnen. Er was een zaak tegen hen aangespannen door een inwoonster van het dorp. Voor zover de schepenen wisten, waren de jongemannen allen “ordentlyke lieden en staande alle ter goeder naam en faam”. “Uytgenomen eenige gerugten” zou er nu in Den Bosch een zaak voorkomen. De schepenen konden niet anders dan hun Bossche collega’s oprecht verklaren dat de aanklaagster zelf in het dorp bekend stond als een persoon “welke van geen goede reputatie, nog ordentlyk gedragh soude syn”. En dat was nog voorzichtig uitgedrukt voor een vrouw die door haar dorpsgenoten openlijk van hoererij verdacht werd.

 

Nauwlettend

De vierendertigjarige Geertrui van de Laarschot woonde met haar moeder Maria Cluijtmans, een weduwe, en haar ongehuwde zussen in een huurhuisje aan het Hoogeinde in Veghel. Hoogeinde was een uitgestrekt buurtschap op het kruispunt van wegen naar Sint-Oedenrode en Schijndel. Hier woonde een mengelmoes van bewoners die hun kost verdienden als boer, ambachtsman of landarbeider. Bijna alle mensen in dit buurtje waren op de een of andere manier verwant en hielden elkaar nauwlettend in de gaten.

In de avond van 4 september 1771 was Geertrui te voet naar de Straat gegaan. Een kwakzalver speelde die avond de theatervoorstelling ‘De Hansworst’. Toen zij weer naar huis wilde, kwam zij bij de brug over de rivier de Aa Geerit Coolen tegen en later Ambrosius Jan Brasse met wie zij in gesprek raakte. Haar weg vervolgend werd zij op de Kerkdijk aangesproken door Hendrik Frans van Eert. Die had haar zojuist op de brug zien praten met de twee mannen. Hij verdacht haar van tippelen en beet haar uit zijn deuropening venijnig toe: “Als gij se maer vinden kunt, die gij soekt”.

 

Stront en water

Geertrui was inmiddels bijna thuis toen ze voor het woonhuis van haar buurman Laurens van Dueren werd vastgegrepen door Johan van Santvoort. Terwijl ze hem vroeg: “Wat heb ik gedaen?”, blies Hendrick Verbruggen, de knecht van Van Dueren, op een hoorn. Daarop schoten de jongemannen uit de buurt toe. Johannes van Osch, Lambert van de Ven, Jan Vermeulen en Hendrik van Eert grepen haar vast en sleepten haar naar de vijver in het Schutsboomsbroek. Daar gooide Hendrik Verbruggen een touw om haar middel. 

Ondertussen waren Lambert van de Logt, Francis de Lorgie en Dirk van Rijsingen aangesloten. De negen jongemannen duwden haar in het water en trokken haar aan het touw door de vijver. Geertrui wist op de kant te kruipen en op de grond zittend vroeg ze Dirk van Rijsingen: “Waerom gaat u niet naar huys?”. Dirk ontvlamde: “Heb ik het gedaen? Blixems kint, dan sal ik uw er nog eens in stoten”, waarop Geertrui opnieuw in het water belandde. Terwijl ze opnieuw op de kant kroop, kreeg ze twee emmers stront en water over zich heen gekieperd.

Ondertussen waren Geertrui’s zussen op het hoorngeschal afgekomen. Ze kregen direct klappen met een stuk hout en zagen hoe hun zus Geertrui zich wanhopig om een boom vastklemde, maar door negen jongemannen werd losgetrokken en in het water gesmeten. Anneke van de Laarschot gooide zich wanhopig tussen de jongens. Zij dreigden haar eveneens in het water te gooien. Petronella had het inmiddels op een lopen gezet richting meneer de pastoor. En dat scheen de jongens af te schrikken. Toen Petronella met de pastoor en zijn knecht bij haar moeder aankwam, vonden zij Geertrui kletsnat bij de haard. 

Prent uit Jacob Cats Houwelijck

Prent opgenomen in Jacob Cats Houwelijck van een overspelige vrouw die wordt gestraft door een priester. (Bron: Theodor Matham, 1625, collectie Voorhelm Schneevoogt)

Volksgericht

Uit het relaas van de zussen Van de Laarschot bleek dat er sprake was geweest van een volksgericht dat we kennen als ‘beerjagen’. Met voorbedachte rade was de buurt met hoorngeschal bijeengeroepen om een in hun ogen overspelige, in dit geval Geertrui, vast te binden en als een beer door de straat en door een waterplas te slepen. Veelal ging dit tafereel gepaard met het knuppelen met hout, wat de zussen van Geertrui ondergingen. Geertrui en Anneke hadden enkele jongens horen pochen dat het jammer was dat Tony van de Ven er niet bij kon zijn. Hij kon namelijk het beste op de hoorn blazen. Aangezien het hele tafereel begeleid werd door onophoudelijk hoorngeschal was het zowaar een domper dat nu Hendrik Verbruggen had moeten blazen.

Uit alles bleek dat de jongens weinig respect hadden voor Geertrui van de Laarschot. De dreigende verschijning van meneer pastoor had het schandelijke tafereel doen eindigen, maar de buurt keek nadien met evenveel minachting op de ongehuwde Geertrui neer en hield elkaar de hand boven het hoofd. De jongemannen waren immers zoons en knechten van gerespecteerde Veghelaren: de oliemolenaar, de herbergier In den Swaan, de smid, de timmerman én een van de schepenen.. Voor het geval het opnieuw tot een volksgericht zou komen, had huurbaas Hendrik Roefs moeder Van de Laarschot dreigend gezegd: “Al wat schade aen het huys geschiet, sal uw tot laste wesen”.

 

Boete

Maar de zussen Van de Laarschot lieten zich niet door dreigementen uit het veld slaan. Dapper besloten ze hun recht te halen. De schepenbank maakte twee weken later verbaal op, maar had weinig aanstalten om de daders van het volksgericht te bestraffen. De jongemannen hadden toch niks verkeerd gedaan? Ze waren die avond toevallig samengekomen om ‘De Hansworst’ te zien van een kwakzalver die met zijn straattheater in Veghel verbleef. En iedereen kende de geruchten over de ontmoetingen die de ongehuwde Geertrui met onbetrouwbare mannen had, waaronder Geerit Coolen op de brug. Ze deugde voor geen meter. 

De zaak rustte niet. In 1773 kwam ze voor het schepengerecht van Den Bosch. Jacob Kien, de schout van Peelland in Sint-Oedenrode, had zich er mee bemoeid. Het schandalige gedrag van de Veghelaren werd niet goedgepraat. De jongemannen in de leeftijd van 17 tot 20 jaar werden aangeklaagd voor mishandeling en kregen een boete van tien gulden opgelegd. Evenmin werd de Veghelse schepenbank erkend in haar opmerking over het vermeende overspelige gedrag of hoererij van Geertrui van de Laarschot. Niemand mag voor eigen rechter spelen.

 

Bronnen

Brabants Historisch Informatie Centrum, Index schepenprotocol Veghel, toegang 7700, inventarisnummer 106.228v.

Brabants Historisch Informatie Centrum, Index schepenprotocol Veghel, toegang 7700, inventarisnummer 107.32-33.

Rooijakkers, G., Rituele repertoires. Volkscultuur in oostelijk Noord-Brabant 1559-1853, Nijmegen, 1994.

Erfgoed 's-Hertogenbosch, Dataschurk, dossiernummers 104-109.