De Limburgse Successieoorlog
Na het overlijden van hertogin Irmgard van Limburg in 1283 maakten zowel hertog Jan I van Brabant als graaf Reinoud I van Gelre (1255-1326) aanspraak op het hertogdom Limburg. De graaf van Gelre stelde dat hij, als echtgenoot van de hertogin, het erfrecht op het hertogdom had. De familie van Irmgard betwistte dit en haar oom Adolf van Berg (overl. 1296) verkocht het recht aan de hertog van Brabant, omdat hij zelf niet de militaire macht en middelen had om aanspraak te maken op de titel. Zo kwamen de hertog van Brabant en de graaf van Gelre tegenover elkaar te staan in een strijd die bekend is komen te staan als de Limburgse Successieoorlog.
Ook de Keulse aartsbisschop, Siegfried van Westerburg (overleden 1297), mengde zich in het conflict. De Lotharingse ambities van de Brabantse hertogen en recente gebiedsuitbreidingen aan de Keulse grens zorgden ervoor dat de aartsbisschop zich wantrouwend opstelde tegen de Brabanders. Hij verbond zich aan de Gelderse hertog om zijn eigen positie te beschermen.
In de eerste jaren bestond de Successieoorlog vooral uit kleine schermutselingen en het plunderen van elkaars grondgebied. Vijf jaar lang wist geen van de strijdende partijen een overwicht te behalen. In 1287 verkocht Reinoud van Gelre zijn rechten aan graaf Hendrik VI van Luxemburg (1252-1288), die vanaf dat moment mee streed tegen de Brabanders. Hoe langer het conflict voortsleepte, hoe duidelijker het werd dat een grote confrontatie niet uit kon blijven.
In mei 1288 werd Jan I door de burgers van de stad Keulen te hulp geroepen. Zij waren het zat te moeten lijden onder het juk van hun bisschop. Vanuit de nabijgelegen aartsbisschoppelijke burcht van Woeringen verstoorden handlangers van de bisschop de handel van en naar Keulen. De Keulenaren konden hier weinig tegen beginnen, maar met hulp van de Brabantse hertog zou het moeten lukken. Daarnaast hoopten de burgers zo hun onafhankelijkheid van de bisschop te verdienen en van Keulen een vrije rijksstad te maken.
De hertog verzamelde zijn bondgenoten en trok naar Woeringen, waar hij het beleg voor de burcht opsloeg. Ook de aartsbisschop riep zijn bondgenoten te wapen onder de belofte van grote rijkdom en roem wanneer de Brabantse hertog verslagen zou worden. Op 5 juni 1288 stelden beiden legers zich daar tegenover elkaar op voor de beslissende veldslag.
Ooggetuigenverslag?
De legers moeten er indrukwekkend hebben uitgezien. Aan de ene kant stond de aartsbisschop van Keulen, omringd door zijn troepen, met naast hem de graaf van Gelre en de graaf van Luxemburg. Jan I werd gesteund door enkele lokale vorsten zoals de graaf van Berg (overleden 1296), zijn vazallen en het volk van de stad Keulen.
Het precieze verloop van de slag is, net als de exacte aantallen soldaten, niet meer te achterhalen. Er zijn verschillende contemporaine verslagen overgeleverd, maar er wordt getwijfeld aan de betrouwbaarheid van die bronnen. De belangrijkste hiervan is de Rijmkroniek van Jan van Heelu. Eeuwenlang werd deze kroniek gezien als een feitelijke beschrijving van de veldslag. Nadere bestudering geeft echter ook veel overeenkomsten met het meer fantasierijke ridderepos. Zo beschreef hij vooral de rol van de adellijke ridders. De aantallen ridders die meevochten, 4000 aan Brabantse zijde en 6100 aan de Keulse kant, werden specifiek uitgelicht. Middeleeuwse legers bestonden naast zwaar bewapende ridders echter ook uit voetvolk. Hieronder viellen knechten, boogschutters, boeren en stadsmilities. Omdat het om een allegaartje van “ondersteunende troepen” ging, werden deze door kroniekschrijvers vaak niet meegerekend. Dat doet Heelu wel. Hij benadrukte wel het brute geweld en gebrek aan hoffelijkheid waarmee zij vochten.
Welke delen waar of niet waar zijn is moeilijk te achterhalen, maar door het combineren van verschillende bronnen kunnen we in ieder geval een benadering maken. De vele vermeldingen van de slag in contemporaine verslagen duiden in ieder geval op een grote impact op de middeleeuwse samenleving in de regio. Naast Jan van Heelu maakten bijvoordbeeld ook de Ottokar von Steiermark (1285-ca. 1320) en de Codex Manesse (ca. 1300) melding van de slag.
Verloop van de slag
De Keulse aartsbisschop zou als eerste de aanval hebben ingezeten vrij snel de troepen van de graaf van Berg en de Keulse burgerij verslagen hebben. Hierna voegde hij zich bij de graaf van Luxemburg en richtte zich op zijn grootste vijand, hertog Jan.
Samen met de graaf van Luxemburg wist de aartsbisschop de Brabanders steeds verder terug te dringen en leek het erop dat hij aan de winnende hand was. In de middag verscheen de graaf van Berg echter weer ten tonele. De lekenbroeder Wouter Dodden had het overgebleven Bergse en Keulse voetvolk weten te verzamelen en onder de leus “Hya, Berge romerike” (Heelu, 6290), de strijdkreet van de graaf van Berg, stortten zij zich met hernieuwde krachten op de troepen van de aartsbisschop.
Uit angst voor het voetvolk, dat zonder onderscheid van rang dood en verderf zaaide, gaf de aartsbisschop zich snel over aan de dichtstbijzijnde edelman. De slag was hiermee nog niet voorbij. De standaard van de aartsbisschop, gedragen door Adolf van Nassau (1255-1298), bleef overeind en de bisschoppelijk troepen hielden de slag nog enkele uren vol. Ook de graaf van Gelre, die geen ridder kon vinden om zich over te geven, vocht door tot hij gevangen genomen werd door Brabantse troepen.
Aan het eind van de dag waren de graaf van Gelre en de aartsbisschop van Keulen gevangen genomen, en lag de hertog van Luxemburg met zijn twee broers dood op het slagveld. Aan Brabantse zijde zouden slechts 40 ridders gesneuveld zijn, terwijl 1100 Gelderse ridders het slagveld niet meer verlaten zouden hebben. De graaf van Gelre werd voor het losgeld vastgehouden in Leuven en de aartsbisschop werd opgesloten door de graaf van Berg. Adolf van Nassau werd voor betoonde moed zonder losgeld vrijgelaten.
Resultaat
De uitkomst van de slag was beslissend in de Limburgse successieoorlog, maar onderhandelingen met bemiddeling van de Franse koning boden uiteindelijk de doorslag. In 1289 kon Jan I het hertogdom Limburg eindelijk in bezit nemen. In 1292 beleende de nieuwe Rooms koning, Adolf van Nassau, hertog Jan officieel met het hertogdom Limburg. Op het wapen van het huis van Leuven prijkten de Brabantse en de Limburgse leeuw voortaan zij aan zij.
Bronnen
Avonds, P. en Janssens, J., Brabant en de slag bij Woeringen (1288), Brussel, 1989.
Boffa, S., Warfare in medieval Brabant 1356-1406, Woodbridge, 2004.
Lehnart, U., Die Schlagt von Worringen 1288. Kriegfuhrung in mittelalter, Frankfurt am Main, 1994.
Seemüller, J., Ottokars österreichische Reimchronik, Hannover, 1893.
Torunsky, V., Worringen 1288, Keulen, 1988.
Van Uytven, R. (red.), Geschiedenis van Brabant, van het hertogdom tot heden, Zwolle, 2004.