Kapok
Nederlanders zijn nu misschien beter bekend met katoen, net als met de geschiedenis van de teelt ervan én de daarmee nauw verbonden slavernij. Kapok is een soortgelijk product. Het bestaat uit de vlokkige, zijdeachtige vezel van de vruchten van de kapokboom. In Nederlands-Indië stonden veel van deze bomen. Plantages vol, die werden bewerkt door de inheemse bevolking. Die situatie was qua arbeidsverhoudingen weliswaar niet exact hetzelfde als die van de negentiende-eeuwse katoenplantages uit bijvoorbeeld het zuiden van de Verenigde Staten, maar de winst van de kapok kwam toch vooral ten goede aan de Nederlanders zelf.
Voor één kilo kapok waren zo’n 250 vruchten nodig. De balen kapok die naar Nederland werden verscheept hadden vaak een gewicht tussen de 50 en 100 kilogram. Hier aangekomen werden deze balen dan eerst van de laatste onzuiverheden ontdaan, zoals pitten en bladeren, vervolgens werd de kapok verhit en ontward. Klaar om verder het productieproces in te gaan. Dit alles gebeurde machinaal, in grote fabriekshallen. Onder meer in Oss.
Noord-Brabantsche Stoomkapokfabriek
De broers Van den Bergh hadden tot begin jaren tachtig van de negentiende eeuw een grote fabriek in stoffen en tapijten aan de rand van de Osse binnenstad staan. Gaandeweg de jaren was dit bedrijf bekend geworden onder de naam "Bergoss", maar het was in 1856 door Daniel van den Bergh (1794-1866) begonnen als niet meer dan een soort van eenmansbedrijf voor de verwerking van lompen tot "grauwe watten": vulmateriaal voor doorgestikte dekens, meubilair en kleding. Daniels zoon Jacob (1846-1921) zette zijn vaders onderneming voort en zijn vier zoons bouwden deze firma vervolgens verder uit tot de internationaal bekende tapijtfabriek Bergoss. Begin twintigste eeuw stond het familiebedrijf echter geregistreerd als "Noord-Brabantsche Stoomkapokfabriek".
Naast de productie van watten (als vulmiddel voor meubels e.d. en later ook van fijnere kwaliteit voor gebruik in de geneeskunde) zetten de broers Van den Bergh dus ook flink in op de verwerking van kapok. Ze verkochten de gezuiverde kapok aan derden én maakten er ook zelf eindproducten van. Bram van den Bergh (1879-1958) liet in 1921 in het vaktijdschrift Commercial Holland optekenen dat zijn bedrijf “erin geslaagd is, een product in den handel te brengen, dat door zijn weergaloze reinheid en smetteloosheid, elasticiteit, wolkige witheid en zachtheid, de illusie schept van heerlijke matrassen en kussens en zoete, ongestoorde droomen, die onze aardsche zorgen doen vergeten.”
Internationaal
Niet lang voor deze aanprijzing van kapok was het bedrijf in Oss flink uitgebreid. Eind jaren tien bouwden de broers een nieuw ketelhuis, een nieuwe elektrische centrale, een nieuwe kapokfabriek en een nieuw hoofdkantoor, allen naar ontwerp van de Nijmeegse architect Oscar Leeuw (1866-1944). De zaken gingen voorspoedig en de NV Gebroeders Van den Bergh, zoals de firma toen bekendstond, ontplooide eind jaren twintig ook in het buitenland aanverwante activiteiten. In Parijs onder de naam "Compagnie de Kapok Van den Bergh Frères", in Londen samen met een Engelse ondernemer als "Drake & Van den Bergh Ltd." en zelfs in Mexico werd een poging gedaan. Kapok was hot!
Van kapok naar tapijt
De crisis van de jaren dertig had een flinke impact op het Osse bedrijf, maar het wist het hoofd boven water te houden. Toen daarna de Tweede Wereldoorlog volgde, werd de onderneming nog eens extra hard getroffen. Van de vier Joodse broers Van den Bergh werden er twee, met hun gezinnen, vermoord in de Duitse concentratiekampen.
De leden van de familie die via onderduik de Tweede Wereldoorlog wel hadden overleefd, pakten vervolgens de draad weer op. De productie van kapokmatrassen ging bij Bergoss, zoals het bedrijf zich al voor de oorlog profileerde, zelfs door tot in de jaren vijftig. Toch verschoof de productie gaandeweg naar andere grondstoffen en kwam binnen de verschillende bedrijfsactiviteiten de nadruk te liggen op de tapijtfabriek. Aansprekende opdrachten (waaronder de vloerbedekking in het nieuwe provinciehuis van Arnhem, in Theater Tuschinski en bij het huwelijk van Beatrix en Claus in de Nieuwe Kerk in Amsterdam) kwamen alle voort uit de weverijtak, waarin kapok geen rol speelde. In de jaren zestig ging deze eens vermaarde stof uit het Verre Oosten daarom ook voor Bergoss definitief tot het verleden behoren.
Bronnen
Lewe, A., Bergoss over de vloer. De geschiedenis van de NV Gebroeders van den Bergh 1856-1982, 2018.