Het Romeinse bestuur in Noord-Brabant

4csteenruimel3.jpg

Kinderen bekijken een replica van de steen van Ruimel in Sint-Michielsgestel. De inscriptie op de steen is de eerste vermelding dat het Brabantse grondgebied bestuurlijk onderdeel was van het Romeinse Rijk. (Foto: Marc Bolsius, Erfgoed Brabant)

Alle rechten voorbehouden

In 57 v. Chr. veroverden Romeinse legers het gebied dat nu Noord-Brabant heet. Als onderdeel van de Romeinse veroveringspolitiek lijkt dit grondgebied aan Germaanse stammen van over de Rijn als nieuw woongebied te zijn gegeven.

In ruil hiervoor leverden ze grote hoeveelheden manschappen voor de hulptroepen. Bekend zijn natuurlijk de Bataven die afkomstig waren van de stam van de Chatten in Duitsland. Maar ook de Tungri, die in 51 v. Chr. toestemming kregen om zich te vestigen in het land van de Eburonen.

Pas onder keizer Augustus (27 v. Chr-14 na Chr.) kwam er een blijvende Romeinse aanwezigheid. Keizer Tiberius (42 v. Chr.-37 na Chr.) koos vervolgens voor een politiek van stabilisatie en consolidatie. In 47 na Christus besloot keizer Claudius (10 v. Chr.-54 na Chr.) definitief om niet de Elbe, maar de Rijn tot noordelijke grens van het Romeinse Rijk te maken. De grens bij de Nederrijn werd ingericht met een linie van permanent bewaakte forten o.a. Vechten, Utrecht, Woerden, Valkenburg, Leiden en Arnhem. Na 47 na Chr. werd Brabant het directe achterland van de Limes, een militaire zone direct aan de grens van het Romeinse wereldrijk.

Kaart Germania Inferior ThomasPusch, 2007, Commons

Het Romeinse Rijk in 116 na Chr. Donkerrood uitgelicht is de provincie Germania Inferior. (Bron: ThomasPusch, 2007, Wikimedia Commons)

Onder het bewind van Domitianus (81-96 n.Chr.), na de Bataafse opstand, werd het militaire territorium ten zuiden van de Nederrijn, waar ook Oost-Brabant binnen valt, omgevormd tot de nieuwe provincie Germania inferior. Oost-Brabant viel daarbij uiteen in twee bestuurlijke regio’s: het noordelijk en noordoostelijke deel hoorde bij de civitas Batavorum, met als bestuurlijk centrum Nijmegen, en het zuidelijk deel bij de civitas Tungrorum, met Tongeren als hoofdstad.

Na 200 na Chr. vonden er geregeld doorbraken van Germanen plaats in Brabant, waardoor langzaam breuken in de Romeinse maatschappij en economie optraden. Hoewel het Romeinse gezag tegen het einde van de vierde eeuw hersteld was, was de greep van Rome op de noordelijke grensgebieden aanmerkelijk verminderd.

De Romeinse legers trokken zich steeds meer terug in zuidelijke richting en de bewaking van de grens werd overgelaten aan onder de Germanen gerekruteerde troepen. Deze Germanen werden hier ruim voor beloond of zelfs omgekocht, getuige de vele muntschatten uit deze periode die ook in Brabant zijn terug gevonden. Uiteindelijk verloren de Romeinse keizers zo volledig de macht over noordelijke grensgebieden, zoals Noord-Brabant.

 

Bronnen

Ball, E. en Jansen, R. (red.), Drieduizend jaar bewoningsgeschiedenis van oostelijk Noord-Brabant: synthetiserend onderzoek naar locatiekeuze en bewoningsdynamiek tussen 1500 v.Chr. en 1500 n.Chr. op basis van archeologisch onderzoek in het Malta-tijdperk, deel 1, Amersfoort, 2018 (Nederlandse Archeologische Rapporten 61).