In het centrum van Breda
Toen Craandijk in 1879 zijn wandelingen in en rondom Breda maakte, was men in de stad nog volop bezig met de ontmanteling van de vestingwerken. Hij merkt dan ook op dat reizigers voorheen vanaf het station een groot stuk om de vesting heen moesten lopen om de stad te kunnen betreden, terwijl hijzelf via een nieuwe laan zó in park Valkenberg kon komen. De stad was in volle ontwikkeling. In de tien jaar na zijn komst zouden Ginneken en Princenhage ook via paardentramlijn met Breda verbonden worden, terwijl Craandijk de dorpen nog te voet bezocht.
In het centrum van Breda bezocht hij uiteraard de Grote Kerk, maar het kasteel, dat sinds 1826 de Koninklijke Militaire Academie huisvestte, was niet toegankelijk voor publiek. Om zijn lezers toch goed te kunnen informeren schrijft Craandijk: “Wij stellen ons voor, dat wij in’t bezit zijn gekomen van een vergunning, die ons den toegang verleent”, waarna hij alsnog het kasteel een fictief bezoek brengt.
Craandijk kwam “nog juist bijtijds (October 1879). Niet lang meer zullen die oude wallen het kasteel omringen." Van grote delen van de voormalige vestingwerken ziet hij enkel nog “half afgegraven heuvels.” Breda was in die tijd een stad met veel activiteit, maar voor “een indruk van de kalmste kalmte en van de rustigste rust” kon men een bezoek brengen aan het Begijnhof. Op de markt zag Craandijk het deftige stadhuis en de indrukwekkend prijkende grote iep op het plein, op de plek waar zich nu ook enkele bomen op de markt bevinden. Verder kende Breda “geen gebouwen van bijzondere belangrijkheid.” Ook een bezoek aan het grijs gepleisterde bisschoppelijk paleis maakte weinig indruk.
Ginneken en het Mastbos
Via de Ginnekenstraat vertrok Craandijk naar dat dorp. De vestingwerken aan die kant van Breda waren al geheel verdwenen en nieuwe wegen met aangeplante boompjes vertoonden “alle teekenen van nieuwheid.” Een wandelaar zou tegenwoordig de bebouwing niet verlaten, maar Craandijk kon tussen Breda en Ginneken nog wandelen tussen akkers en weiden en de kerktoren van Princenhage was in de verte nog te zien. De eerste bebouwing die hij tegenkwam was de buitenplaats Rustland, een geel gepleisterd herenhuis. Dat landhuis werd tussen 1807 en 1814 gebouwd. In 1933 werd het gesloopt nadat de laatste telg uit het geslacht Von Hompesch-Rürich er het voorgaande jaar was overleden. Op deze plaats ligt nu de Rustlandstraat. Hierna stak Craandijk de Molenley over en kwam zo in Ginneken. Dit beekje stroomt tegenwoordig ergens anders, omdat het in 1947 na overstromingen is verlegd.
In Ginneken bezichtigt Craandijk de grote hervormde kruiskerk, “die met haar’ kloeken toren op het ommuurde kerkhof ligt.” Hij kon hier onder kastanjebomen vertoeven, terwijl juist een schaapskudde passeerde. Hij wilde het gedenkteken op het kerkhof bekijken dat het graf van de in 1832 “in de ‘citadel’ [van Antwerpen] gesneuvelde dapperen” markeerde. Dit citadelmonument was slechts vijf jaar tevoren onthuld en geldt tegenwoordig als zelfstandig rijksmonument. Op weg naar het Mastbos zag hij de landgoederen Mariëndaal, Villa Maria en Valkrust en rustte hij even uit bij Hotel Duivelsbrug. Eerstgenoemde landhuizen zijn in respectievelijk 1957 en 1960 gesloopt – alleen Valkrust bestaat nog – en Hotel Duivelsbrug werd, net als de brug zelf, in de oorlog verwoest.
Vervolgens wandelde Craandijk naar Kasteel Bouvigne, dat toen nog met wit pleisterwerk versierd was, en trok daarna het Mastbos in. Hij ergerde zich hierbij enorm aan de “lange, regte lanen” die maakten dat het bos “iets eentoonigs en vermoeijends heeft.” Daardoor bleek afdwalen en rondzwerven onmogelijk, maar dat nam niet weg “dat wij de schoonheden, ons hier aangeboden, wel weten te waarderen.” Na een bezoek aan het militaire exercitieveld pauzeerde hij even bij de boswachterswoning, destijds gemarkeerd door een klein groen torentje. Via het Haagsche Hek en Hotel Boschhek – dat in 1978 volledig uitgebrand is – verliet hij het Mastbos richting Princenhage.
Princenhage en het Liesbos
Even buiten het Mastbos, bij een scherpe linkse bocht, kwam Craandijk de ‘Hoeve in ’t hout’ tegen. De bekroonde F op de palen gaf aan dat het een domein van prins Frederik (1797-1881) betrof. Volgens Craandijk was de hoeve – die nu nog bestaat – een typisch voorbeeld van een boerderij uit de Baronie. Hij wandelde van daar verder via het gehucht Vloed naar Princenhage. Deze weg is één van de weinige wegen van de route die tegenwoordig niet meer volledig te volgen is, omdat hij sinds de aanleg van de A16 en de aansluiting daarop in 1971 onderbroken wordt (nu is het de Doctor Batenburglaan-Rochussenstraat-Mastbosstraat).
Princenhage kwam op Craandijk over als “een braaf dorp.” Hij zag de katholieke kerk met haar arkeltorentjes, de protestantse kerk en het raadhuis met hun koepeltorentjes, “de ruime markt (…), de hoofdstraten met deftige huizen, societeiten zelfs en café’s, zware linden, hoge populieren, statige iepen.” Via een rechte straatweg langs de landgoederen Lindenborg en Zoudtland, waarvan de landhuizen nog bestaan, kwam hij bij de zoom van het Liesbos.
Langs het bos af liep hij eerst naar het Hotel ‘Huis ten Bosch’ om te lunchen. Dit gebouw deed in Craandijks tijd pas sinds zeer kort dienst als hotel, dat het tot 1904 bleef. Na kortstondige bewoning door Benedictinessen deed het vanaf 1912 dienst als klooster, later ook grootseminarie, van de Priesters van het Heilig Hart. In de jaren dertig verdwenen de laatste resten van het oude hotel bij een grootschalige verbouwing en uitbreiding. Vanaf 1971 doet het onder de naam Huize Liesbosch dienst als rust- en verzorgingshuis. Het gebouw wordt tegenwoordig van het Liesbos gescheiden door de A58.
Het Liesbos zelf kon Craandijk ook niet volledig bekoren, wederom vanwege “lijnregte lanen en – wat ons nog onaangenamer aandoet – niets dan jong hout.” Enige afwisseling was wel te vinden bij “het ‘jagertje’, om zijn pannekoeken vermaard” en het prinselijk jachthuis, dat in Craandijks tijd al niet meer als zodanig dienst deed. Wel had ooit David Hendrik Chassé, generaal tijdens de napoleontische oorlogen en de Belgische opstand, het huis bewoond. Voor Craandijk was het “een tamelijk uitgestrekt, ouderwetsch, geelgepleisterd gebouw.” Na wederom een versnapering in ‘Huis ten Bosch’ keerde hij over de straatweg via Princenhage weer terug naar Breda.
Bronnen
Breda Binnenste Buiten, "Oude loop van de Molenleij", via https://www.bredabibu.nl/a2016-molenleij/oude-loop-molenleij/ (stand op 31 januari 2019).
Leenders, K., "Het landgoederenlandschap rond Breda", Jaarboek De Oranjeboom 52 (1999), 1-63.
Rasenberg, M., "Huize Liesbosch (klooster)", via http://www.liesbos.nl/algemeen/klooster.htm (stand op 31 januari 2019)..
Siegmund, W., "'Mariëndal', een fraaie Ginnekense villa viel ten prooi aan een eeuw Ginnekense geschiedenis", via http://www.paulusvandaesdonck.nl/WimSiegmund/artikel_219.html (stand op 31 januari 2019).