In de schuilkelder van mesjeu Baartmans
In de nacht van 31 oktober 1944 komen de eerste Canadese troepen van het Alqonquin Regiment aan in Welberg. Ze zijn in de veronderstelling dat het Duitse leger zich heeft teruggetrokken en dat ze het dorp bevrijd hebben. Een aantal inwoners van het dorp maakt in het Engels een praatje met de Canadezen. Onder hen is de kapelaan van het dorp: Henrikus Marinus Kock. De vreugde blijkt van korte duur. De Duitse troepen komen met een tegenaanval en weten Welberg te heroveren op de Canadezen. De inwoners van Welberg moeten bescherming zoeken voor het oorlogsgeweld en duiken de schuilkelders in, zo ook kapelaan Kock. Hij zit in de kelder van het hoofd van de school, mesjeu Baartmans.
De kapelaan zit daar niet alleen. Ook de kleine Rien is met zijn ouders en broer naar de kelder van Baartmans gevlucht, evenals de pastoor van het dorp en nog enkele anderen. Buiten hoort Rien de bommen vallen terwijl binnen gebeden wordt. Plots hoort Rien voetstappen. De kelderdeur wordt met een enorme dreun ingetrapt en Duitse soldaten komen naar binnen. Ze zijn op zoek naar kapelaan Kock.
Verraad van de kapelaan
De Duitse soldaten beschuldigen de kapelaan van verraad. Toen hij stond te praten met de Canadezen, is hij in de gaten gehouden door een aantal Duitse krijgsgevangenen. Deze zijn na de Duitse tegenaanval vrijgekomen en zijn het gesprek van de kapelaan met hun vijand niet vergeten. De soldaten nemen kapelaan Kock mee de kelder uit, naar een café in het dorp. Daar wordt hij gemarteld.
Als Rien uit de schuilkelder komt, ziet hij kapelaan Kock liggen, gedumpt tussen het café en het huis van de Baartmans. Bebloed en met een dolk in zijn buik. Op het moment dat Rien langsloopt is de kapelaan nog in leven. Rien kijkt toe hoe de pastoor hem absolutie geeft (vrijspreekt van de aardse zonden). Van de Duitse soldaten mag niemand de kapelaan helpen en die middag overlijdt hij. Later hoort Rien van de kroegbaas Piet Koch dat de kapelaan voor zijn overlijden nog om water vroeg. Met een natte doek heeft Piet aan dat verzoek voldaan.
De gevechten rondom Welberg waren na deze moord nog niet voorbij. Rien en zijn familie waren gedwongen te schuilen in het ziekenhuis van Bergen op Zoom. Door hevige artilleriebeschietingen wisten de Canadezen uiteindelijk Welberg te bevrijden en door te stoten naar Steenbergen. Rien overleefde de oorlog, in tegenstelling tot kapelaan Kock. Naar hem is in Welberg dan ook een straat vernoemd: de Kapelaan Kockstraat.
Bronnen
Abresch, D., “Rien van Broekhoven zat met Kapelaan Kock in de schuilkelder”, Steenbergen.
De oorlogsherinneringen van Rien Broekhoven, genoteerd op 2 mei 2015.