Een Brabants landschap van Vincent van Gogh

Vincent  van Gogh, Laan met Populieren Nuenen

Laan met populieren nabij Nuenen geschilderd door Vincent van Gogh in 1885. (Bron: Museum Boymans van Beuningen)

De reputatie van Vincent van Gogh als een van de belangrijkste kunstenaars van de moderne tijd is vooral gebaseerd op de honderden uitbundige, kleurrijke doeken die hij in een periode van slechts vier jaar tijd – de laatste van zijn leven – maakte in Frankrijk. De basis voor dat uitzonderlijke kunstenaarschap werd echter in Brabant gelegd.

In het boek van Jan Hulsker, Van Gogh en zijn weg, het complete werk, zijn tientallen schetsen en tekeningen opgenomen uit zijn jaren in Etten, waar zijn kunstenaarschap in 1881 ontwaakte. Nog veel meer werken, waaronder ook schilderijen, komen uit de twee jaar – 1884 en 1885 − dat hij in Nuenen woonde.

Dit waren ook de jaren waarin hij het penseel met steeds meer vaardigheid en vertrouwen hanteerde, wat zou uitmonden in het doek met ‘De Aardappeleters’. Dit werk wordt beschouwd als het belangrijkste werk uit de Nuenense periode en – ook naar eigen idee – Van Goghs eerste meesterwerk.

Zijn keuze voor dit onderwerp werd ingegeven door een heilig geloof in de eenvoud en de goedheid van het boerenbestaan en romantische overwegingen over de waardigheid van mensen die – letterlijk – leven van de vrucht van hun arbeid.

In navolging van Jean-François Millet, zijn grote voorbeeld, wilde Vincent ‘boerenschilder’ worden. Dit resulteerde in tientallen schetsen en schilderijen van boerenkoppen, van boeren en boerinnen tijdens het spitten en het oogsten of thuis achter het weefgetouw.

In Nuenen schilderde Van Gogh ook een groot aantal Brabantse landschappen, als een uiting van zijn liefde voor de natuur en zijn betrokkenheid bij zijn geboortegrond. Juist in deze schilderijen liet hij voor het eerst wat van de heldere kleuren oplichten die korte tijd later, toen hij in Zuid-Frankrijk aan het werk ging, van zijn doeken af zouden spatten.

Een voorbeeld van deze Brabantse landschappen is de laan met populieren in de herfstschemering, een gezicht op Nuenen met de toren van de Clemenskerk op de achtergrond. Met enkele aarzelende vegen blauw in de lucht en het geel van het afgevallen blad op de voorgrond.

Hij moet er zelf ook tevreden mee zijn geweest, want hij nam het doek mee toen hij in december 1885 Brabant verliet en naar Antwerpen ging. Zo kwam het in bezit van zijn schoonzus, Jo van Gogh-Bonger, de vrouw van zijn broer Theo. Via haar belandde het in 1903 in de collectie van Museum Boymans van Beuningen in Rotterdam. Daarmee was dit Brabants landschap de eerste Van Gogh die in een Nederlandse openbare collectie werd opgenomen.

 

Bronnen

Hulsker, J., Van Gogh en zijn weg. Het complete werk, Amsterdam, 1985.

Van Uitert, E. (red.), Van Gogh in Brabant. Schilderijen en tekeningen uit Etten en Nuenen, Zwolle / ’s-Hertogenbosch, 1987.

Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.

 

Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. Van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014, 202.