De gebruikelijke manier om een gebouw te markeren als cultureel erfgoed is door het een plaats te geven op een lijst van beschermde monumenten. Het kan echter ook anders, namelijk door het af te breken en te herbouwen op het terrein van het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem. Weliswaar verliest een monument daardoor zijn oorspronkelijke context en wordt het in alle opzichten gemusealiseerd, maar merkwaardig genoeg krijgt het juist daardoor misschien wel de meest ultieme erfgoedstatus die men zich kan voorstellen.
Dit is precies wat er gebeurde met een houten barak uit het eind van de jaren dertig die in 2003 vanuit Lage Mierde werd overgebracht naar Arnhem. Het ging om de laatst overgebleven barak van het kamp die ternauwernood behouden was gebleven.
In Lage Mierde was in de jaren dertig een barakkenkamp gebouwd voor de huisvesting van arbeiders die hier in het kader van werkverschaffing de heide ontgonnen. In de nasleep van Operatie Market Garden werden in de barakken Gelderse evacués ondergebracht. Later zaten in dit kamp een tijdlang NSB’ers opgesloten die op hun beurt weer plaats maakten voor tewerkgestelde arbeiders.
In de presentatie van het Openluchtmuseum staan toch vooral de jaren 1954-1962 centraal toen het barakkenkamp onderdak bood aan achttien Molukse gezinnen. Daarmee is het als blijvend gedenkteken erfgoed geworden van nieuwe Nederlanders, in dit geval van nieuwe Brabanders.
Ongeveer 12.500 inwoners van de Molukse eilanden, militairen van het KNIL, het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger, en hun gezinnen waren in 1951 door de Nederlandse regering naar Nederland overgebracht als uitvloeisel van de uitermate moeizaam verlopen dekolonisatie van Nederlands-Indië. Omdat ze hier slechts tijdelijk zouden verblijven werden de Molukkers, toentertijd nog vaak aangeduid als Ambonezen, in aparte woonoorden ondergebracht. In Noord-Brabant gebeurde dat onder meer in het voormalig concentratiekamp Vught, sindsdien bekend als woonoord Lunetten.
De kampbewoners beleefden moeilijke tijden. Ze waren woedend over de manier waarop ze door de Nederlandse regering behandeld werden. Ook was er sprake van onderlinge spanningen in de Molukse gemeenschap, onder meer het gevolg van politieke, etnische en religieuze geschillen. Deze spanningen maakten het wenselijk om diverse families elders onder te brengen, onder meer in Nistelrode, in Baarschot bij Middelbeers en ook in Lage Mierde.
Kort daarna liet de Nederlandse regering de fictie van een spoedige terugkeer naar de Molukken varen. Het tijdelijk verblijf werd definitief, integratie in de Nederlandse samenleving gewenst en de woonoorden moesten daarom worden opgeheven, zo ook het kamp Lage Mierde. Veel Molukkers in Brabant en elders legden zich daarbij neer maar niet iedereen was bereid te verhuizen naar een woonwijk in een dorp of stad. Uiteindelijk stemden de regering en de gemeente Vught ermee in dat het woonoord Lunetten behouden bleef. In 2002 werden de barakken daar goeddeels gesloopt gesloopt en vervangen door nieuwe woningen.
Bronnen
Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.
Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014, 274.