De Wouwse plantage

Een laan met beuken op de Wouwse Plantage. (Foto: Mark Faase, 2008, Wikimedia Commons)

Een laan met beuken op de Wouwse Plantage. (Foto: Mark Faase, 2008, Wikimedia Commons)

In het begin van de zestiende eeuw vonden enkele van de aristocratische grootgrondbezitters in Brabant een nieuwe manier om hun bezittingen te gelde te maken. Zowel de heren van Bergen op Zoom als die van Breda begonnen toen – als eersten in Nederland − met bosbouw.

Hieruit ontstonden twee landgoederen die nog altijd tot de landschappelijke parels van Brabant behoren. Het Mastbos bij Breda is het oudste nog bestaande dennenbos van Nederland met indrukwekkende exemplaren die weliswaar niet meer uit de begintijd dateren, maar niettemin getuigen van de eeuwenoude geschiedenis.

Aan het eind van de middeleeuwen was de Grove Den (of mastboom) in Nederland vrijwel uitgestorven. De ommekeer kwam toen graaf Hendrik III van Nassau (1483-1538), heer van Breda, twintig zakken met dennenzaad liet overkomen uit Neurenberg. Dat werd in 1515 ingezaaid in de heidevelden ten zuiden van Breda. Het Mastbos dat hieruit ontstond, opgedeeld in vakken en doorsneden met kaarsrechte lanen, was niet alleen voor de bosbouw bedoeld, maar ook voor de jacht. Het zou in de eeuwen nadien nog aanzienlijk worden uitgebreid. Tien jaar eerder al had de heer van Bergen op Zoom, Jan III van Glymes (1452-1532), opdracht gegeven om in de nabijheid van het kasteel van Wouw, een bos aan te leggen ten behoeve van de houtproductie. Die aanplant van eiken, elzen en kastanjebomen zou uitgroeien tot de Wouwse Plantage.

Wouwse en Huijbregse plantage

Kaart van de Huijbregse en Wouwse Plantages uit circa 1600. Gemaakt door een anonieme cartograaf in opdracht van de Raad en Rekenkamer in Bergen op Zoom. (Bron: Westbrabants Archief)

Op de manuscriptkaart van omstreeks 1600, een juweeltje uit het archief van de Raad en Rekenkamer van Bergen op Zoom, is het eerste resultaat van de aanplant in beeld gebracht.

Er zijn drie gebieden te onderscheiden op de kaart. Centraal staat de bosaanplant langs kaarsrechte dreven, geïnspireerd, zo lijkt het wel, op de opkomende renaissance tuinaanleg. De kruispunten van de wegen zijn geaccentueerd in de beplanting en op het punt waar de lanen samenkomen is met bomen een rond plantsoen afgebakend, met daarin een fontein of vijver met een beeld. Ook daaronder staat mogelijk een beeld op een zuil. Rechts daarvan is een gebouwtje getekend, misschien een klein buitenhuis of, zoals het toen heette, een speelhuis. Rechtsonder in de hoek zijn waarschijnlijk visvijvers getekend. In het vak daarboven is een boerderij weergegeven in wat mogelijk een boomgaard is.

Ter weerszijden van de bosaanplant ligt enerzijds nog een gebied met woeste grond, waar paden doorheen slingeren en anderzijds een terrein dat bestemd is om verveend te worden en daartoe al in vakken is verdeeld. Dat dit ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden is te zien aan de hoopjes turf die door een latere hand rechts zijn ingetekend.

De bosbouw was overigens een werk van lange adem. Pas in 1557, ruim vijftig jaar na het begin van de aanplant, konden de eerste percelen in de Wouwse Plantage worden gekapt en de houtopstand verkocht.

Landgoed de Wouwse Plantage. (Foto: Loek Tangel, 1981, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

Het achttiende-eeuwse jachthuis en landhuis op de Wouwse Plantage. (Foto: Loek Tangel, 1981, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

 

Bronnen

Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.

Leenders, K., “Het landgoederenlandschap rond Breda”, in: Jaarboek ‘De Oranjeboom’ (nr 51, 1999), 1-64.

 

Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014, 80.