Thema

Het rijke Roomsche leven

Aan het einde van de achttiende eeuw zat er verandering in de lucht. Na de eerdere onderdrukking zou het Brabantse katholicisme nu een bloeitijd tegemoet gaan.

Bataafse Omwenteling

Toen de Franse revolutionairen in december 1794 de Republiek binnentrokken werd deze tot een Franse vazalstaat gemaakt. Hiermee kwam een einde aan een periode van 150 jaar waarin katholieken hun toevlucht hadden moeten nemen tot schuilkerken. In de verklaring van de Rechten van de Mens, die begin 1795 werd afgekondigd, stond namelijk uitdrukkelijk

“Dat ieder Mensch het regt heeft, om God zoodaning te dienen, als hy wil, of niet wil, zonder daarin op eenigerlei wyze gedwongen te kunnen worden.”

Kerken werden aan de grootste geloofsgemeenschap in het gebied of in de stad gegeven. Meer dan honderd oude kerkgebouwen in Brabant, die tijdens de Reformatie door protestanten waren geconfisqueerd, kwamen in deze periode weer in katholieke handen. In bijvoorbeeld Waspik en Geertruidenberg behielden de protestanten de grote kerk.

De Hervormde Kerk in Veghel, een voorbeeld van een Lodewijkskerkje. (Foto: Gerard Drukker, 1972, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

De Hervormde Kerk in Veghel, een voorbeeld van een Lodewijkskerkje. (Foto: Gerard Drukker, 1972, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

Enkele jaren later zou Nederland met de door de Franse keizer aangewezen koning Lodewijk Napoleon (1778-1846) zelfs een katholieke koning krijgen. Lodewijk deed zijn best om conflicten op te lossen over kerken die nog niet aan de katholieken waren teruggegeven. Zo kwam in 1809 bijvoorbeeld de huidige Sint-Jansbasiliek in Oosterhout naar koninklijk besluit terug in katholieke handen. Ook stelde hij geld beschikbaar voor de bouw van nieuwe protestantse kerkjes, ter vervanging van oude gebouwen die aan de katholieken werden toegekend. Voorbeelden van deze zogenaamde Lodewijkskerkjes zijn de hervormde kerkjes van Veghel en van Boxtel.

 

Frank Lammers leert in Terheijden wat Lodewijk Napoleon als eerste Nederlandse koning heeft betekend voor Brabant. Ook doet Frank de reis per koets die Lodewijk door Brabant maakte nog eens dunnetjes over. (Bron: Canon van Lammers, aflevering 14, Erfgoed Brabant)

Alle rechten voorbehouden

Het Brabants jodendom

De ontwikkeling van de joodse minderheid in Brabant heeft enkele duidelijke overeenkomsten met die van de katholieken, maar er zijn ook verschillen aan te wijzen. De joodse gemeenschap groeide gedurende de negentiende eeuw door immigratie vanuit Oost-Europa. Aan het begin van de negentiende eeuw werden in Oisterwijk en Eindhoven de eerste Brabantse synagogen gebouwd.

Enkele jaren later volgden ook steden als Den Bosch en Bergen op Zoom. De meeste synagogen werden tussen 1865 en 1875 gebouwd, bijvoorbeeld die in Boxmeer, Lith en Grave. Het zionisme, het streven naar een eigen joodse staat, vond relatief weinig aanhangers onder Brabantse joden. De joodse minderheid profiteerde van de nieuwe godsdienstvrijheid en integreerde steeds meer in de samenleving, al ging dat aanvankelijk moeilijk door de grote armoede onder Nederlandse joden.

SynagogeTilburg

De synagoge in Tilburg stamt ook uit 1874. (Foto: Fnorp, 2010, WIkimedia Commons)

In 1809 werd er een opperrabinaat voor Noord-Brabant ingesteld, nadat de functie lange tijd niet bekleed was geweest. Vanaf 1827 kon er echter geen nieuwe kandidaat worden gevonden. In 1907 trad Salomon Heertjes (1877-1947) aan, die de Tweede Wereldoorlog overleefde en als opperrabbijn tot zijn dood in 1947 zorg droeg voor de joodse gemeenten in Brabant en Limburg. Hij was getuige van het wegvoeren van een groot deel van zijn gelovigen: in 1941 woonden er 2320 joden in Brabant, en daarvan waren er in 1946 slechts 650 over. Na de dood van Heertjes is er dan ook geen nieuwe opperrabijn aangesteld, al zijn er nog steeds enkele synagogen als joodse gebedshuizen in gebruik.

Langzame gelijkstelling

Na de nederlaag van Napoleon werd Nederland een onafhankelijk koninkrijk. De eerste koning, Willem I (1772-1843), had geen bijster goede verstandhouding met de katholieken. Zijn zoon koning Willem II (1792-1849) was toegeeflijker, waarschijnlijk door zijn vriendschap met de Tilburgse pastoor Joannes Zwijsen (1794-1877). Hij zocht toenadering tot het katholieke deel van de Nederlandse bevolking. Zo maakte hij het bijvoorbeeld mogelijk dat in 1841 enkele kerkelijke leiders in naam tot bisschop werden gewijd ‒ al ging het opnieuw oprichten van de Nederlandse bisdommen het protestantse deel van de bevolking nog te ver.

De katholieke geestelijkheid ging zich na 1840 duidelijk beter organiseren. In 1853 werd de bisschoppelijke hiërarchie hersteld, wat mogelijk was geworden door de invoering van de liberale grondwet van 1848. Veel protestanten zagen dit als een bedreiging en het massale protest leidde zelfs tot de val van het kabinet Thorbecke. De nieuwe regering maakte de invoering van de bisdommen echter niet ongedaan: in Haarlem, Breda, ‘s-Hertogenbosch en Roermond werden bisschoppen aangesteld, terwijl Utrecht een aartsbisschop kreeg.

Bisschop Joannes Zwijsen werd na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie de eerste aartsbisschop van Utrecht, tegelijk was en bleef hij bisschop van het bisdom 's-Hertogenbosch. (Bron: Brabant-Collectie, Bibliotheek Universiteit van Tilburg)

Bisschop Joannes Zwijsen werd na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie de eerste aartsbisschop van Utrecht, tegelijk was en bleef hij bisschop van het bisdom 's-Hertogenbosch. (Bron: Brabant-Collectie, Bibliotheek Universiteit van Tilburg)

Alle rechten voorbehouden

Veel protestanten beschuldigden de katholieken ondertussen van 'ultramontaanse' sympathieën: hun loyaliteit zou letterlijk bij iemand ultra montes, 'over de bergen' liggen: bij de paus in Rome. Dat sommige katholieken daadwerkelijk erg loyaal aan hun kerkelijk leider waren, bleek in de jaren 1860, toen de pauselijke staat door Italiaanse nationalisten werd bedreigd. Duizenden katholieke Nederlanders, onder wie velen uit Brabant, sloten zich aan bij het legertje van de 'zouaven'. Zij vertrokken via het Brabantse Oudenbosch naar Rome. Daar moesten zij de pauselijke staat beschermen tegen inlijving in de nieuwe staat Italië, maar slaagden daar uiteindelijk niet in.

 

Frank Lammers leert over zouaven en Zwijsen. (Bron: Canon van Lammers, aflevering 16, Erfgoed Brabant)

Alle rechten voorbehouden

Het 'rijke Roomsche leven'

Nederlandse katholieken begonnen zich nu expliciet als katholiek te manifesteren en aanspraak te maken op een eigen plek in de Nederlandse samenleving. Er verrezen grote neogotische katholieke kerkgebouwen met hoge torens van architecten als Pierre Cuypers (1829-1921), zoals de Sint-Lambertuskerk in Veghel en de Sint-Catharinakerk in Eindhoven. Vanaf het einde van de negentiende eeuw werd het processieverbod minder streng gehandhaafd en vonden er weer processies en bedevaarten plaats, zoals die rondom het sacrament van Niervaart ‒ mede met het doel om de devotie van de bevolking te bevorderen. Met dit doel werd ook de Mariaverering in deze periode gestimuleerd.

Kerkelijke organisaties namen op verschillende maatschappelijke gebieden belangrijke functies op zich, bijvoorbeeld in de ziekenzorg. Er waren verschillende zustercongregaties in de wijkverpleging actief, die vanaf 1916 waren verenigd in het Wit-Gele Kruis, een Brabantse katholieke organisatie die zich bezighield met voorlichting op het gebied van volksgezondheid, de bevordering van de hygiëne en het bestrijden en voorkomen van epidemieën.

Ook werden er specifiek katholieke tijdschriften en kranten opgezet. Het bekendste tijdschrift was het weekblad De katholieke illustratie, dat een oplage van 150.000 bereikte en in menig Brabants huishouden gelezen werd. In de fotorubriek 'Uit het Rijke Roomsche Leven' trok een eindeloze stoet van paters, nonnen, misdienaars en lekencongregaties voorbij. De aansprekende titel van de rubriek is symbool komen te staan voor de tijd die de foto’s weergaven: de honderd jaar van het midden van de negentiende tot halverwege de twintigste eeuw, waarin de Kerk een overheersende rol speelde in zowel het publieke als het persoonlijke leven van veel katholieken.

In deze aflevering van de Canon van Lammers gaat Frank na wat de verzuiling inhield. (Bron: Canon van Lammers, aflevering 2, Erfgoed Brabant)

Alle rechten voorbehouden

Katholiek onderwijs

Veel jongeren kozen vanaf het midden van de negentiende eeuw bijna letterlijk voor het 'rijke Roomse leven' door in te treden in een van de vele nieuwe kloosters en congregaties die werden opgericht en een sterke groei doormaakten. Het kloosterbestaan bood kinderen uit arme milieus de kans op het volgen van hoger onderwijs en het leveren van een bijdrage aan de samenleving, aangezien de nieuwe kloosterorden ook belangrijke maatschappelijke functies op zich namen.

22.03.jpg

Een klassenfoto van de vierde en vijfde klas van de Sint-Tarcisiusschool te Goirle, schooljaar 1934-1935. (Bron: Heemkundige kring 'De Vyer Heertganghen', Collectie Regionaal Archief Tilburg)

Alle rechten voorbehouden

De Zusters van Liefde (opgericht in 1832) en de Fraters van Tilburg (opgericht in 1844) speelden bijvoorbeeld een belangrijke rol voor het specifiek katholieke onderwijs. Beide congregaties waren opgericht door de latere aartsbisschop Joannes Zwijsen, om de zorg en het onderwijs voor Tilburgse wezen en armen te verzorgen. Ze verzorgden bovendien het onderwijs voor verschillende maatschappelijke groepen in tientallen andere Brabantse dorpen en steden. De Drukkerij van het R.K. Jongensweeshuis van de Fraters van Tilburg, die tegenwoordig onder de naam Zwijsen bekendstaat, heeft meer dan anderhalve eeuw lang lesmateriaal voor katholiek onderwijs ontwikkeld en verspreid.

22.02.jpg

Omslag van het kinderboek 'Puk en Muk' (1947), uitgegeven door de drukkerij van de Fraters van Tilburg. (Bron: Collectie Regionaal Archief Tilburg)

Alle rechten voorbehouden

De vrijheid van onderwijs die was vastgelegd in de grondwet van 1848 leidde ertoe dat alleen openbare scholen door de overheid moesten worden gefinancierd. De zogenaamde ‘bijzondere’ scholen op religieuze grondslag moesten dus uit eigen middelen worden betaald. Dat leidde tot een onverwachte samenwerking: zowel protestantse als katholieke leiders wilden dit niet accepteren. Uiteindelijk werd in de zogenaamde pacificatie van 1917 afgesproken dat openbaar en bijzonder onderwijs met elkaar werden gelijkgesteld. In ruil daarvoor stemden de katholieken voor het algemeen kiesrecht, een belangrijk punt van de liberalen. Vanaf dit moment werden dus ook katholieke scholen door de Nederlandse staat gefinancierd.

Haarscheuren

Geestelijken hadden via kloostercongregaties en andere katholieke organisaties veel invloed op de bevolking. Brabantse katholieken stemden op een katholieke politieke partij, lazen De katholieke illustratie, stuurden hun kinderen naar katholieke scholen en waren lid van katholieke verenigingen. Er was een katholieke voetbalcompetitie waaraan alleen katholieke voetbalverenigingen meededen, en het bezoeken van wedstrijden van niet-katholieke voetbalclubs als PSV en Willem II werd door geestelijken sterk afgeraden.

Tijdens en in de jaren na de Tweede Wereldoorlog kwamen er echter scheurtjes in het fundament waarop het rijke Roomse leven gebouwd was. De oorlog had aangetoond dat Nederlanders van verschillende geloven goed samen konden werken. Daarna begonnen organisaties op kerkelijke grondslag hun vanzelfsprekendheid te verliezen door de opbouw van de verzorgingsstaat. Het Nederland van de ‘babyboom’-generatie zou uiteindelijk definitief ‒ en voor velen redelijk onverwachts ‒ met de grote invloed van de kerk op het dagelijks leven afrekenen.

 

Bronnen

Provisioneele Repraesentanten van het Volk van Holland, “Declaratie van de Rechten van de Mens en Burger (1795)”, in: Stevens, F., Poirier, P. en Van den Berg, P. (red.), Constitutionele Documenten van België, Luxemburg en Nederland 1789–1848, München 2008, 189-192.

Sonnemans, G. e.a., Blikken op Brabant; De canon van Nederland in Noord-Brabants perspectief, ‘s-Hertogenbosch, 2012.

Van Eijnatten, J. en Van Lieburg, F., Nederlandse religiegeschiedenis, Hilversum, 2006.

Van Oudheusden, J., Verhalen van Brabant; Geschiedenis en erfgoed in tien tijdvakken, ‘s-Hertogenbosch, 2015.

Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.

Van Uytven, R. (red.), Geschiedenis van Brabant, van het hertogdom tot heden, Zwolle, 2004.

Draag bij aan Brabants erfgoed!

Wil je een verhaal delen? Vul hieronder je gegevens in, en geef kort aan wat je zou willen bijdragen. De redactie neemt dan contact met je op.