In 1651 werd Martinus Ackersdijk (1610-1674) ingeschreven als poorter van ’s-Hertogenbosch, het jaar daarna werd hij al aangenomen als plaatsvervanger van schout Hendrik van Bergaigne (1588-1666).
De voornaamste bezigheid van Ackersdijck bestond uit het handhaven van de plakkaten die de vrije uitoefening van de katholieke religie verboden. In de volksmond stond hij daarom bekend als ‘de papenvanger’.
Volgens een door hemzelf bijgehouden memoriaal verstoorde hij vele tientallen godsdienstige bijeenkomsten, zowel in de stad als op het omringende platteland en arresteerde daarbij verscheidene priesters.
Overigens wisten de Bossche katholieken, al dan niet bijgestaan door garnizoenssoldaten, zich soms duchtig te weren. Een inval door Ackersdijck in de schuilkerk achter de Tolbrug in 1673 liep uit op een vechtpartij, waarbij hij gewond raakte. Bloedend moest hij de vluchten, terwijl het volk hem met "extraordinair geschreuw ende gejuigh" achterna liep.
Voor het stadsbestuur waren deze gebeurtenissen aanleiding om er bij de Staten-Generaal op aan te dringen het uiteenjagen van katholieke bijeenkomsten voortaan achterwege te laten. Het jaar daarna overleed Ackersdijck.
Bronnen
Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.
Van Uytven, R. (red.), Geschiedenis van Brabant, van het hertogdom tot heden, Zwolle, 2004.
Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014, 165.