Over de ontstaansgeschiedenis van Wax Print, de stoffen die nu nog altijd gemaakt worden in Helmond, is al veel geschreven. De gedrukte stoffen werden ontwikkeld om te verschepen naar het voormalige Nederlands-Indië, bedoeld als kopie van Javaanse Batik.
Batik is een uitsparingstechniek waarbij met hete was patronen worden aangebracht op voornamelijk katoen. Met was bestaande uit een combinatie van bijenwas met hars of paraffine wordt met verschillende hulpmiddelen een patroon op stof aangebracht. Op het Indonesische eiland Java gebruiken ze om batik te maken een canting, een koperen pen/waspen, of een cap, een koperen stempel. Na het aanbrengen van de was, gaat het doek in een verfbad. Oorspronkelijk gebruikte men natuurlijke verfstoffen. Tegenwoordig worden veelal synthetische verfstoffen gebruikt.
De kopieën van de Javaanse batik, de ‘imitatiebatiks’, beginnen aan het eind van de negentiende eeuw de West-Afrikaans textielmarkt te veroveren. Aan het begin van de twintigste eeuw werd gekozen om de handel naar Indonesië te staken en volledig in te zetten op deze nieuwe markt. Deze stoffen zijn een voorloper van de nu zo bekende Wax Print en Java Print voor de West-Afrikaanse markt. Bij Wax Print ligt de techniek nog steeds dicht bij Javaanse batik. Het is nog altijd een uitsparingstechniek waarbij met hars het patroon machinaal gedrukt wordt op het katoen. Java Print lijkt in de ontwerpen nog wel op batik, maar wordt gewoon direct gedrukt op het doek zonder uitsparingstechniek.
De rode draad voor dit artikel is echter niet de reis die de stof maakte, maar de reizen die mensen maakten voor de stoffen. De een, een zoon van de directeur van een katoendrukkerij, die eind van de negentiende eeuw door Europa en Zuidoost-Azië reist om de techniek te verbeteren en de concurrentie in kaart te brengen. De ander, een Astenaar, die bij Vlisco in Helmond begint bij de afdeling coloristische research in de jaren ’70 en daarna jaren woont in West-Afrika om daar de druk- en verfprocessen van met name Wax- en Java Print over te dragen.
De zoon van een katoenmaatschappij directeur in de negentiende eeuw
Aan het einde van de negentiende eeuw is er op Java ook een levendige handel in textiel, waaronder imitatiebatiks. Deze enkelzijdig gedrukte katoenen doen hun intrede op de markt aan het begin van de negentiende eeuw. Ze worden geproduceerd in onder andere Engeland, Nederland en Zwitserland. Deze imitaties worden pas goed verkocht op het moment dat de stoffen ‘wasecht’ zijn, kleurvast zijn en tweezijdig bedrukt.
Rond 1860 start de zesjarige Felix Driessen (1855-1936) in Leiden met zijn scholing om later in de voetsporen van zijn vader Peter Ludwig Carl Driessen (1823-1904), directeur en mede-eigenaar van de Leidsche Katoenmaatschappij (LKM), te kunnen treden. Na het afronden van de HBS leert Driessen de praktische kanten van het katoendrukken in de fabriek. De fabriek maakt op dat moment stoffen voor de Europese markt gebaseerd op Indiase sitsen, imitatiebatiks voor de markt in Zuidoost-Azië en ook doeken voor verschillende locaties in het Afrikaanse continent.
Omstreeks 1873 gaat hij naar de Chemie-schule in Mulhouse in de Elzas. Mulhouse was toen een van de belangrijkste centra voor de textiel- en behangdruk. Ook gaat hij in de leer bij verschillende katoendrukkerijen in Engeland, waar hij als een soort beroepsspion de fijne kneepjes van het vak afkijkt. Teruggekeerd in Leiden komt zijn theoretische kennis zeer goed van pas. Synthetische kleurstoffen doen hun intrede en vervangen de natuurlijke kleur meekrap, rood, en later Indigo, blauw. Dit blijkt zowel voor- als nadelen te hebben.
In opleiding tot hoofdassistent coloristische laboratorium in de twintigste eeuw
Honderd jaar later, in 1974, start Joop Martens als hoofdassistent bij het coloristische laboratorium van Vlisco in Helmond. Zijn werk bestaat vooral uit het bedenken van nieuwe technische combinaties voor het verven en drukken van de stoffen. Kleurstoffen die geschikt zijn om katoen te verven, kun je niet altijd zomaar mengen. Sommige hebben een zogenoemd zuur milieu nodig om aan het doek te hechten, andere een alkalisch milieu (het tegenovergestelde van zuur). De truc is om deze kleuren dus wel naast elkaar te drukken op een doek, en zo met nieuwe kleurcombinaties te komen. Martens vertelt mij hoe hij al vanaf het eerste gesprek bij Vlisco een klik heeft met de bij Vlisco genoemde Peca kleuren.
Deze kleuren zijn beschreven in het Peca procédé ontstaan in de jaren ’50 van de twintigste eeuw en heeft zijn naam en kleurstellingen te danken aan de stad Pekalongan aan de Noordkust van Java. Waar Pekalongan uitgesproken wordt met de ‘Pe’ van het Franse ‘un peu’, wordt Peca gezegd als de PK van ‘APK keuring’. Toch verwijst Peca naar Pekalongan. Pekalongan wordt gezien als de hoofdstad van batik, al claimt Yogyakarta deze zelfde titel. In Pekalongan worden batiks gemaakt met bonte kleuren. De natuurlijke kleuren met een fel warm rood en een mooi indigo blauw. Aan het begin van de twintigste eeuw werd er volop geëxperimenteerd met synthetische verfstoffen waardoor er nu ook allerlei pasteltinten in bonte combinaties op de markt zijn. De Peca kleurstellingen liggen het dichtst bij wat op Java Tiga Negeri genoemd wordt. Hierin wordt de stijl én kleurgebruik uit drie regio's gecombineerd in één doek. Peca was ook een methode om verschillende kleuren naast elkaar te drukken. Kleuren met een zuur of juist alkalisch milieu. Op Java werd dit opgelost door het gehele doek te laten verven bij verschillende makers. Zo konden de beste kleuren in een doek verwerkt worden. Deze oorsprong, of inspiratie, is ook goed te zien in voornamelijk de Java Prints die werden gemaakt in Peca kleurstelling met rood, blauw, bruin en groen. Ik schrijf hier werden gemaakt, want in december rolden de laatste Java Prints uit de machines in Helmond.
Na lange tijd in opleiding te zijn geweest, gaat Martens zelf trainingen geven. Op dat moment, rond 1979 zijn er nog altijd een honderdtal handdrukkers werkzaam bij Ghana Textiles Printing Company (GTP). In Helmond is het handdrukken dan al deels vervangen door machines. Er kan technisch veel fout gaan bij het machinaal drukken en bij GTP ligt de focus nog op handdruk. Een van de mensen die Martens opleidt in Helmond zal GTP gaan ondersteunen bij de overdracht van de kleur- verf- en drukprocessen. Het is de bedoeling is dat er uiteindelijk alleen Ghanezen werkzaam zijn. Het bedrijf in Ghana is gevestigd in een bestaand textielbedrijf dat omgebouwd werd om Wax Print te produceren. Het mag ook Java Print maken.
Felix Driessens reizen naar Zuid-Oost Azië aan het eind van de negentiende eeuw
In 1878 en 1884 reist Felix Driessen naar Zuidoost-Azië. Deze reizen zijn vooral bedoeld om de concurrentie, andere katoenmaatschappijen uit Europa maar ook lokaal, in kaart te brengen. P.F. van Vlissingen & Co, het latere Vlisco, is een van deze concurrenten waarover Driessen niet erg positief verslag doet. Toch zal uiteindelijk Vlisco de enige overgebleven katoendrukkerij zijn die nog imitatiebatiks maakt.
Voor het textiel dat lokaal gemaakt wordt, is nauwelijks interesse. Driessen bezoekt wel werkplaatsen en koopt enkele batiks, maar de reisverslagen en stalenboeken die bewaard zijn gebleven tonen vooral hoeveel imitatie er op de markt is en ook hoeveel daarvan eigenlijk onverkocht blijft. De Javanen moeten weinig hebben van de ‘Hollandse Batiks’ zoals ze in de volksmond worden genoemd en Driessen noteert dat er vooral succesvol verkocht wordt aan wie niet weet of voor wie het niet uitmaakt dat het imitaties zijn.
Joop Martens bij Uniwax en GTP in jaren ’80 en ‘90
Vanaf 1985 werkt Martens zes jaar als kwaliteitsmanager bij Uniwax, het zusterbedrijf van Vlisco in Ivoorkust. Uniwax is een nieuwe fabriek, gebouwd door Unilever en de Ivoriaanse overheid. Net als in Ghana is bij dit bedrijf het ook de bedoeling dat uiteindelijk alleen Ivorianen er werken. Toch blijven een aantal leidinggevende functies bekleed door Europeanen. Na Ivoorkust keert Martens terug naar Vlisco om na 2,5 jaar weer naar West-Afrika te vertrekken. Hij gaat dan werken bij het eerder genoemde GTP in Ghana.
Wanneer hij bij GTP aankomt in juli 1994 zijn er van de vier roldrukmachines voor de Java Print nog twee die het min of meer doen. Het drukken van Java Print is dan al enige jaren daarvoor gestopt, onder andere door problemen met het Alizarine verven. Alizarine is een rood pigment dat oorspronkelijk uit de wortels van meekrap gewonnen werd, maar waarvan een synthetische variant ontwikkeld is. Om dit te verven heb je zogenoemd ‘hard water’ nodig, water waarin voldoende calcium zit, iets waar GTP moeite mee heeft vanwege de zachtheid van het aangeleverde water. Als trouble shooter was dit een van de werkzaamheden waarmee Martens zich bezig houdt.
Het begint en eindigt met de kleur rood
Rood is een van de oudste pigmenten die de mensheid kent, toch is het voor textielverven een lastige kleur. Ook de proeven van Felix Driessen gingen veelal over het perfectioneren van de kleur rood. Hij verzamelde tijdens zijn reizen verschillende stalen ‘rood doek’ en schrijft de mogelijke samenstelling op. Rood is een belangrijk kleur in batik en de Javanen keuren veelal het rood af in de imitaties. Dit zorgt voor vele kopzorgen bij de katoenmaatschappijen.
Een eeuw later is er niet veel veranderd. De markt is naar West-Afrika verplaatst, maar rood blijft een belangrijke kleur. Omdat er voor Wax Print geschikte alternatieven bestaan voor het rood verven, wordt het warme diepe Alizarinerood van het Peca procédé alleen gebruikt in Java Print.
GTP is enige fabriek in het Afrikaanse continent die ook Java Prints maakt en wel met een bijzondere reden, namelijk voor een unieke begrafenislijn. Deze begrafeniscollectie met de naam NSROMA zijn doeken in een donkere kleurstelling, zwart of bruin, met rood. Rood wordt gezien als de kleur van rouw en protest in Ghana. Martens vertelt dat in Ghana men “dol” is op begrafenissen. Dit klinkt vreemd, maar het zijn werkelijke grootschalige gebeurtenissen waarbij het meer lijkt op een feest dan een begrafenis. Het hoofd van de familie bepaald welke stof, dus welk motief, gedragen gaat worden voor de begrafenis. De familieleden dragen dan op die dag allemaal deze stof, in een kledingstuk of als hoofddoek. De NSROMA collectie is hier speciaal op gericht.
Laatste Java Print
In december 2019 rolde de laatste Java Print van de band in Helmond. Er is besloten om voorgoed met Java Print drukken te stoppen. Een van de redenen was dat het steeds problematischer werd om leveranciers voor Alizarinerood te vinden. Een van de bekendste Java Print motieven werd voor het laatst gedrukt: de in Helmond genoemde sigarenband, wat velen kennen als Angelina, maar nu beter bekend is als Dashiki. Van de markt is deze Java Print zeker niet verdwenen, aangezien het het meest nagemaakte motief van Vlisco betreft.
Bronnen
Interview met Joop Martens in juli 2020
Brommer, B., Katoendruk in Nederland, Helmond, 1989.
Arts, J., Vlisco, Zwolle, 2012.
Vlisco archief in Helmond.
Stadsarchief Erfgoed Leiden en Omstreken, archief van ‘de Leidsche Katoenmaatschappij v-h De Heijder en Co NV, 1840-1936’, “Over Felix Hendrik August Driessen”, Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde uit 1943.
“Angelina” op: Vlisco.com (laatst geraadpleegd op 2 september 2020).
“Java” op: Vlisco.com (laatst geraadpleegd op 2 september 2020).
http://gtpfashion.com (laatst geraadpleegd op 2 september 2020).
Wax Print Film: 1 fabric, 4 continents, 200 years of history.