De kuiven (1955-1970)
Dankzij het onderzoek van Kitty de Leeuw weten we veel over jongerenculturen in de jaren vijftig, zestig en zeventig. Een van de culturen die zij behandelt is de kuivencultuur. De kuiven waren jongens in leren motorjassen of colberts die hun haar in vette kuiven droegen. Meestal waren ze afkomstig uit het arbeidersmilieu. Deze jongerencultuur kan onderverdeeld worden in twee groepen: de Nederlandse kuiven en de Nederlands-Molukse- en Nederlands-Indonesische kuivengroepen die ook wel “Indo-rockers” genoemd werden. Over het algemeen waren de Nederlands-Molukse- en Nederlands-Indonesische kuivengroepen muzikaler en beter gekleed dan de Nederlandse kuiven. Dit kwam omdat ze in hun geboorteland al blootgesteld waren aan Amerikaanse pop- en rock-'n-rollmuziek. Dat zorgde voor veel aandacht van meisjes. Meisjes deden alleen mee met deze jongerencultuur als de vriendin of zus van. Zij droegen wijde rokken met daaronder een petticoat en naaldhakken. De kuiven hielden niet alleen van rock-'n-rollmuziek maar ook van dansen. Tijdens het dansen werden de naaldhakken omgeruild voor platte tv-slofjes, een soort opvouwbare ballerina’s.
Brommers speelden een grote rol in het leven van de kuiven. Het was een handig vervoermiddel dat de actieradius vergrootte maar het was ook een hobby en een statussymbool. Werd er niet aan brommers gesleuteld dan werd er wel eindeloos over gepraat. Kuiven reden op een zogenaamde ‘buikschuiver’, een brommer die zo laag was dat de bestuurder haast plat lag. Merken als Demm, Royal Nord, Zündapp en Kreidler waren populair. Brommers waren het ideale middel om passanten de stuipen op het lijf te jagen. Dit werd gedaan door op één wiel te rijden tijdens het optrekken. Ook werd de brommer regelmatig gebruikt om meisjes te versieren. Een fijne bijkomstigheid was dat wanneer een meisje achterop de brommer zat ze de bestuurder goed moest vasthouden. Ze wilde natuurlijk niet haar evenwicht verliezen.
Bendecultuur
Wanneer er niet werd gedanst of aan brommers gesleuteld werd dan waren de kuiven te vinden in de bioscoop, de cafetaria, de kermis en natuurlijk op straat. Groepen kuiven stonden als hangjongeren op de straathoek waar ze dolden en zich luidruchtig gedroegen. Voorbijgangers en omwonenden schrokken hiervan.
Het bleef echter niet alleen bij rondhangen. De kuiven waren verdeeld in groepen die ieder hun leider en territorium hadden. Om de leider te bepalen werd er onderling gevochten. De leider had overwicht op de groep, lef en fysieke kracht. Ook werd er gevochten tegen concurrerende kuivengroepen, hier deden alleen de jongens aan mee. Met dit gedrag imiteerden ze de jeugdbendes uit Amerikaanse films. Ook de gedragsregels werden van deze jeugdbendes afgekeken. Wanneer een groepslid dronken was of in een gevecht belandde dan werd diegene door de groep geholpen.
Kuiven op het platteland
Op het platteland waren er niet genoeg personen om een eigen- en rivaliserende bende te vormen. Er was geen eigen territorium om te claimen en te verdedigen, laat staan een territorium om te veroververen. Volgens De Leeuw werd dit in dorpen ten noorden van Tilburg zo opgelost:
“De kuiven hingen daar in het weekend (zaterdagavond) als groepje rond bij de enige cafetaria of ergens nabij het dorpscentrum, met veel sigaretten en wat bier. Ze hielden telefonisch contact met bevriende kuiven in Tilburg (best ingewikkeld in de tijd voor de mobiele telefoon; dat ging via vrienden of broers en zussen die thuis waren en kwamen waarschuwen). Als ze hoorden dat daar geknokt ging worden, sprongen ze op hun brommers en gingen hun vrienden helpen. Tegen de 'blauwen'.”
Dergelijke conflicten gingen vaak om een meisje en hadden een seksistisch en racistisch karakter. Het was niet toegestaan om verkering te hebben met iemand van buiten de eigen groep en binnen de kuivencultuur hadden vrouwen een ondergeschikte positie. De kuiven zetten zich wat dat betreft niet af tegen de heersende moraal in die tijd.
Typisch Brabants?
Waren de jeugdculturen in Noord-Brabant anders dan in de rest van Nederland? Volgens De Leeuw waren er bijna geen verschillen. Er was weinig Brabants aan de internationaal uitgerolde jongerenculturen met de bijhorende producten die werden aangeboden. Zij zegt hierover: “Het enige Brabantse daaraan is de manier waarop die jongerencultuur werd geleefd en beleefd; de toe-eigening dus. Daar zitten wel wat regionale verschillen in. Vooral in de beginfase, de jaren 1950 en 1960, waarin communicatie nog niet zover gevorderd was en producten nog niet zo snel op zo grote schaal beschikbaar kwamen. Toen moest nog wel geïmproviseerd worden. Maar ook die improvisaties werden al snel doorgegeven via jongerenbladen en persoonlijke contacten.”
Bronnen:
De Leeuw, K.C.P., S. Hoitsma, I. de Jager, P. Schonewille (red.), JONG!, Zwolle, 2000, 10-29.
Van den Heuvel, M., Nozems op de heuvel, tieners in de soos, Tilburg, 1993. 98-100, 107.
E-mailwisseling met Kitty de Leeuw, 7 augustus 2020.
https://npofocus.nl/artikel/7974/van-nozems-tot-hipsters-is-de-jeugdcultuur-dood (stand op 18 augustus 2020).
http://www.sjlgs.nl/jeugdcultuur/files/jaren-vijftigpdf.pdf (stand op 18 augustus 2020).