Mode in de Tweede Wereldoorlog: kleding- en textielschaarste

Textielkaart met distributiebonnen

Een textielkaart uit de Tweede Wereldoorlog. (Bron: Wikimedia Commons)

Babykleertjes van verbandgaas, trouwjurken van parachutestof en hoedjes van karton: door grote schaarste moesten Brabanders creatief zijn tijdens de Tweede Wereldoorlog (1939-1945). Na de mobilisatie in 1939 gingen de eerste producten op de bon, na de bezetting moest in augustus 1940 ook textiel op de bon. In 1943 hadden de bonnen geen nut meer: de textielvoorraad was op en de winkels bleven leeg. In 1947 was er weer een kleine textielvoorraad waardoor textiel weer op de bon gekocht kon worden. Dit duurde nog tot november 1949.

Op de bon 

Na de bezetting door de Duitsers had het Ministerie van Handel, Nijverheid en Scheepvaart de taak om goederen zoals textiel evenredig over de Nederlandse bevolking te verdelen. De eerste textielkaart telde 100 punten en was zes maanden geldig. Een gezin was al snel door het aantal punten heen, zo kostte een herenkostuum 70 punten, een damesjurk 36 punten en kousen van katoen of wol kostten acht punten.  

Naarmate de oorlog vorderde werd de schaarste steeds groter. Het was immers onmogelijk om grondstoffen te importeren uit het buitenland, de bezetter legde de industrie strikte regels op en de meeste producten werden gefabriceerd voor de Wehrmacht, de lokale bevolking werd overgeslagen. Bovendien werden joodse ondernemingen overgedragen aan nieuwe ‘arische’ eigenaren of zelfs opgeheven 

De toenemende schaarste zorgde ervoor dat de tweede textielkaart niet zes maar negen maanden geldig was, de derde textielkaart twintig maanden geldig was en de vierde textielkaart was eigenlijk overbodig vanwege de lege winkelschappen.  

In 1947 was er wel weer een kleine textielvoorraad waardoor het distributiesysteem weer werd ingevoerd en gehandhaafd tot november 1949.  

In deze periode van schaarste was het de taak van de huisvrouw om ervoor te zorgen dat het gezin genoeg eten en kleding in huis had. Dit betekende dat ze de winkels goed in de gaten moest houden en regelmatig uren in de rij stond. Vaste klanten hadden vaak geluk: voor hen hielden de winkeliers graag producten achter. Daarom was het belangrijk om goede contacten te onderhouden, zo kon men via grijze circuits aan de benodigde producten komen. 

 

(Textiel) Productie in Brabant 

Tijdens de bezetting werd er vooral voor de bezetter geproduceerd en niet voor de Brabantse bevolking. Een voorbeeld van een Noord-Brabants bedrijf dat voor de Wehrmacht produceerde waren de Bata-fabrieken in Best. Zij produceerden 300.000 paar gummilaarzen. Ook de Tilburgse textielindustrie produceerde voor de bezetter. Desondanks werden in de omgeving regelmatig clandestiene wollenproducten aangeboden die afkomstig waren van de Tilburgse textielindustrie. In de eerste jaren van de oorlog werden investeringen gedaan in de textielindustrie waardoor de capaciteit juist toenam. Voor veel textielfabrikanten waren de eerste jaren van de oorlog winstgevend. Tijdens de oorlog bleef de Brabantse textielproductie goed op peil. 

Gedurende de oorlog kwamen er producten op de markt die vanwege het materiaalgebruik niet op de bon hoefden. Zo maakte de Waalwijkse firma Blok van Heijst biezen schoenen, een alternatief voor de leren schoen dat werd gezien als een redelijk vervangingsmiddel. Bij de productie van deze schoenen werden de arbeiders van Karel-I Sigarenfabrieken uit Eindhoven ingezet als loonvlechters. Dit zorgde ervoor dat deze arbeiders niet aan het werk gesteld werden in Duitsland. In 1943 produceerde de firma zo’n 5.000 paar schoenen per week. 

 

In de mode 

De schaarste aan textiel en kleding dwong vrouwen tot creativiteit. Hierbij kregen ze de hulp van Nederlandse damesbladen. Zij gaven praktische tips over hoe men er met weinig middelen er toch modieus uit kon zien. Van oude herenpakken werden mantelpakjes gemaakt met brede schouders en een rechte rok tot over de knie. Voor een rechte rok is immers minder stof nodig dan voor een geplooide rok. Er zijn echter weinig Brabantse voorbeelden te vinden van dergelijke mantelpakjes. Daarnaast werden oude truien uitgehaald en werd er van de draad iets nieuws gebreid. Oude kleding werd uit elkaar gehaald, binnenstebuiten gedraaid en weer in elkaar gezet. Met betrekking tot schoeisel lieten veel dames hakken links liggen en koos men voor platte schoenen of sleehakken. Mannenmode bleef grotendeels hetzelfde als voor de oorlog. 

Hoeden waren en bleven tijdens de oorlog belangrijk vanwege de etiquette. Vrouwen droegen vilten hoeden die op herenhoeden leken en door de 19e-eeuw geïnspireerde hoedjes waren zeer gewild. Het liefst droegen de dames hun hoeden schuin naar voren. Omtrent 1944 waren strohoeden, baretten en luifelhoeden ook populair. Wanneer men geen hoed en geld had dan maakte men zelf een hoed van karton, reststoffen of ondertapijt.  

De meest praktische en overdag veel gedragen hoofdbedekking was een hoofddoek. De hoofddoek werd onder de kin vastgemaakt of juist tulbandachtig gedrapeerd met de knoop aan de voorkant. 


Niet op de bon 

Ook waren er veel materialen niet op de bon, zoals: borduurgaren en andere handwerkmaterialen, reststukken van stof, stoflappen kleiner dan 90 cm en leerloos schoeisel. Daarnaast waren kostbare materialen zoals bont bon-vrij. Fabrikanten wisten hun winst te verhogen door bont in hun kleding te verwerken. Kragen, hoeden en tassen werden afgezet met bont. Soms werd hiervoor het bont van een huisdier gebruikt, meestal de vacht een konijn.  

Verbandgaas van de drogist werd niet alleen gebruikt voor wonden maar ook om babykleding, nieuwe gordijnen of doopjurken van te maken. Naast verbandgaas werd er bij de drogist een alternatief voor dameskousen gekocht: beenbruin. Dit was een bruin goedje volgens Amerikaans recept dat met een doekje of watje op de benen gesmeerd moest worden. Na drie minuten was het ingetrokken. Om illusie van kousen te versterken werd er met een zwarte stift of oogpotlood een zwarte lijn op de achterkant van beide benen getrokken. Wanneer een vrouw in het bezit was van een kous, maar hier een ladder in zat, dan kon deze ladder door een professional opgehaald worden.  

Lakens waren een andere manier voor ondernemers om geld te verdienen. Zo konden klanten oude lakens laten bedrukken met prints, zodat ze hier nieuwe kleding van konden maken. Daarnaast werden lakens vermaakt tot overhemden en van geïmpregneerde lakens werden zelfs trenchcoats gemaakt. 

Vanwege de katoen- en wolschaarste kwamen er nieuwe materialen van kunststof zoals celwol en kunstzijde op de markt. Deze materialen waren echter van slechte kwaliteit. Door gebruik en wassen sleten deze stoffen snel, vooral kunstzijde was gevoelig. Voor producten van kunstzijde (rayon) werd er zelfs een speciaal was symbool ingevoerd: “R!”Kunstzijde had namelijk de reputatie om aanzienlijk te krimpen in de was. 

Ondanks de slechte kwaliteit werd kunstzijde gebruikt vanwege een gebrek aan goedkope alternatieven voor katoen en wol. De prijs van kunstzijde was namelijk een derde tot de helft goedkoper dan producten van katoen, wol of andere alternatieven. Toch had kunstzijde ook voordelen: het kreukt nauwelijks, droogt snel en de lichte stof geschikt is voor de zomermaanden. Deze positieve eigenschappen maakte kunstzijde de ideale parachutestof. 

 

Jurken van parachutestof 

Bruidspaar Antonius Koopmanschap en Martha Hochwarter

De trouwfoto van Martha Hochwarter en Antonius Koopmanschap. De bruidsjapon was gemaakt van de parachute van Jack Strain. (Bron: Heemkundekring de Heerlijckheijd Nispen)

Alle rechten voorbehouden

Tijdens de oorlog werden er parachutisten gedropt. Hun parachutes konden pas aan het einde van de oorlog of erna gebruikt worden omdat hierdoor de parachutist in gevaar kon worden gebracht. Aan de hand van de kleur en de print van de stof kon de bezetter bijvoorbeeld diens land van herkomst herleiden. Aan het einde van de oorlog werden de parachutes uit elkaar gehaald en werden er jurken van gemaakt. Witte parachutes waren zeer geschikt voor bruidsjurken. Zo droeg Martha Hochwarter op haar trouwdag een bruidsjapon die gemaakt was van de parachute van Jack StrainToen Strains vliegtuig beschoten werd moest een noodlanding maken nabij Zonneland te Nispen. 

In 1944 dropten ‘gliders’ van de geallieerden voorzieningen met parachutes. De kleur van de parachute hing samen met het product dat gedropt werd. Rode parachutes droegen munitie, de witte vervoerden medicijnen en de gele hadden voedsel. Ooggetuige Mariet Sonnemans vertelde Brabant Remembers dat alles wat gedropt werd gebruikt werd. Zo droeg zij als kind een jurkje gemaakt van zo’n rode parachute. 

 

De Vrijheidsrok 

Het einde van de oorlog werd gevierd met het dragen van de Vrijheidsrok, een rok gemaakt van lapjes stof waar een herinnering aan verbonden is. Onderaan de rok zijn belangrijke data geborduurd. Verzetsstrijdster Mies Boussevain-Van Lennep (1896-1965) nam het initiatief voor de Vrijheidsrok. Tijdens haar gevangenschap in kamp Vught kreeg ze van dierbaren een das van verschillende lapjes. Deze tastbare herinnering aan haar familie en vrienden en vergelijkbare initiatieven in Engeland vormden de inspiratie voor de Vrijheidsrok. Na de oorlog zijn er in Nederland zo’n 4.000 Vrijheidsrokken gemaakt. De Vrijheidsrok wordt ook wel de Bevrijdingsrok of Nationale Feestrok genoemd. 

De vrijheidsrok van mevrouw Brand

De Vrijheidsrok van mevrouw Brand uit de periode 1945-1950. De rok is genaaid op een oud gordijn. De lapjes zijn afkomstig van kledingstukken van de familie van mevrouw Brand en de oranje driehoeken aan de onderkant zijn gemaakt van een wimpel. (Bron: Rijksmuseum)

 

Bronnen 

Bruhèze, A.A.A. de la, H.W. Lintsen, Arie Rip, J.W. Schot, Techniek in Nederland in de twintigste eeuw. Deel 4. Huishoudtechnologie, medische techniek, Zutphen, 2001.

Hofstede, E., ter, S. Hoitsma, M. de Jong, Kleding op de bon: kleding- en textielschaarste in Nederland 1939-1949, naar aanleiding van de gelijknamige tentoonstelling in het Drents Museum (Assen), Nationaal Oorlogs- en Verzetmuseum (Overloon) en het Historisch Museum (Rotterdam), 1995, p. 9-11, 21, 77-78. 

Klemann, H., Nederland 1938-1948: economie en samenleving in jaren van oorlog en bezetting, Amsterdam, 2002. 

Schacknat, K., In en uit de mode: 2000 jaar modevormgeving, 2014, p. 279-282. 

https://www.bezoekvught.nl/vught-viert-vrijheid/vrijheidsrok (stand op 23 juli 2020). 

https://www.delpher.nl/nl/kranten/view?identifier=MMNIOD05:000134245:mpeg21:p002 (stand op 21 juli 2020). 

https://www.heemkundenispen.nl/instant-collectiebeeldmateriaal/index.html?diw-id=brabantcloud_enb-66-beeldmateriaal_enb-66.beeldmateriaal-adca9509-2a8f-1bcf-f009-3e5f125c4f9f-b5000248-8232-11e5-b8a4-63fe3d614a6e (stand op 23 juli 2020). 

https://www.geschiedenislokaal013.nl/themas/tweede-wereldoorlog/#theme_sources (stand op 23 juli 2020). 

https://www.modemuze.nl/themas/de-bevrijdingsrok-nationale-feestrok (stand op 23 juli 2020). 

https://www.modemuze.nl/blog/kleding-van-parachutezijde (stand op 23 juli 2020). 

https://www.omroepbrabant.nl/nieuws/3072174/keesje-13-maakte-een-blinkend-doosje-open-en-kwam-om-bij-ontploffing (stand op 23 juli 2020). 

https://www.parool.nl/kunst-media/parachute-werd-trouwjapon-voor-vrouwen-in-de-tweede-wereldoorlog~b66053ad/?referer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F (stand op 23 juli 2020). 

https://www.verzetsmuseum.org/museum/nl/exposities/mode-op-de-bon (stand op 23 juli 2020).