Hoe Brabantse geestelijken de noodlijdende katholieke kerk in de VS in de negentiende eeuw te hulp kwamen

Waarom juist Noord-Brabant?

De Tilburger Adriaan Hoecken en zijn Vlaamse superieur Pieter-Jan de Smet. (Bron: Jesuit Archives St. Louis. Missouri Archives. Pierre-Jean de Smet Collection)

De Tilburger Adriaan Hoecken en zijn Vlaamse superieur Pieter-Jan de Smet. (Bron: Jesuit Archives St. Louis. Missouri Archives. Pierre-Jean de Smet Collection)

Alle rechten voorbehouden

Brabantse geestelijken hebben een cruciale rol gespeeld bij de opbouw en verspreiding van het katholicisme in de Verenigde Staten. De eerste helft van de twintigste eeuw is voor katholiek Nederland een periode geweest van ongekende bloei en missie-ijver. Het hoogtepunt daarvan vormden de jaren tussen de beide wereldoorlogen. In Noord-Brabant is daarvoor al in de negentiende eeuw de basis gelegd met pionierswerk in de Verenigde Staten.

De VS waren tot het laatste kwart van de negentiende eeuw Nederlands belangrijkst missiegebied, met Brabant als veruit de grootste leverancier van personeel en fondsen. Niet minder dan honderddertig Brabantse priesters, paters, zusters en broeders vertrokken tussen 1830 en 1910 als missionaris naar Amerika, honderdnegentien mannen en elf vrouwen. De Jezuïeten vormden het grootste contingent met vierenveertig missionarissen. Noch in de geschiedschrijving van Brabant, noch in die van het Nederlands katholicisme is veel aandacht besteed aan dit offensief.

 

Een herlevende missietraditie

Na de Franse tijd werd in het voormalige hertogdom Brabant een oude missietraditie nieuw leven ingeblazen. In de vijftiende en zestiende eeuw waren de grote kloosterorden in de Zuidelijke Nederlanden intensief betrokken geweest bij de wereldevangelisatie. Honderden missionarissen vergezelden de conquistadores naar Latijns-Amerika, India, Filipijnen en Japan. Beroemd is de oproep van de jezuïet Franciscus Xaverius in 1552 vanuit India aan zijn oversten in Rome: “Stuur mij Belgen”, in die tijd het synoniem voor de bewoners van de Nederlanden. Hij vroeg ook om Duitsers en vat de eigenschappen van beide volken als volgt samen: een rotsvast geloof en bestand tegen koude, vermoeidheid en fysiek lijden.

Een tekening van de Franse Jezuïet Nicolas Point, die samen met Brabantse missionarissen op missie was ten westen van de Missouri. (Bron: ca 1838, Jesuit Archives St. Louis. Missouri Archives)

Een tekening van de Franse Jezuïet Nicolas Point, die samen met Brabantse missionarissen op missie was ten westen van de Missouri. (Bron: ca 1838, Jesuit Archives St. Louis. Missouri Archives)

“Stuur mij Belgen” was tweehonderd jaar geleden opnieuw de boodschap. Nu vanuit de jonge Amerikaanse kerk. Vlak na de Amerikaanse onafhankelijkheid kwamen vijf priesters bij elkaar om de inrichting van de katholieke kerk in de nieuwe republiek te bespreken. Eén priester was afkomstig uit Luxemburg, terwijl de vier anderen hun priesteropleiding in de Zuidelijke Nederlanden hadden genoten. Een van hen, John Carroll, werd in 1790 tot bisschop van Baltimore benoemd, het eerste en enige bisdom. De kerk verkeerde in grote nood. Er was een dringende behoefte aan degelijke priesters, die recht in de leer waren. Uit eigen ervaring wisten ze dat die konden vinden in de streek waar ze zelf opgeleid waren.

Op dat moment waren er in de VS slechts dertigduizend katholieken op een totale bevolking van 2,5 miljoen, waarvan er twintigduizend in de staat Maryland woonden en de rest verspreid in de staten Pennsylvania en New York. Behalve aan geestelijken was er grote behoefte aan geld en aan schenkingen in natura in de vorm van altaren, schilderijen, orgels, misgewaden en andere kerkelijke attributen, die in Noordwest-Europa ruim voorradig waren, als gevolg van de gedwongen sluiting van kloosters en kerken. Door uiterlijk vertoon in aanvankelijk schamele houten kerkjes, drukte men de superioriteit van het katholieke geloof uit. De beelden van de katholieken moesten meer indruk maken dan de woorden van de protestanten. Ze bezorgden de katholieke landverhuizers een Europees thuisgevoel en stelden de Native Americans in staat zich te verbinden met hun eigen goden en rituelen. De dringende roep om personele, financiële en materiële hulp kreeg aanvankelijk nergens zo’n response als in Brabant. Hier zijn een zestal redenen voor aan te wijzen.

Janssens-650x1024

De Tilburgse Aartsbisschop van New Orleans, Frans Janssens. (Foto: Regionaal Archief Tilburg)

Een gedeelde ideologie

De leiders van katholiek Brabant en die van katholiek Amerika behoorden tot dezelfde religieuze stroming: het ultramontanisme, de meest radicale beweging in het negentiende-eeuwse katholicisme. Deze stroming stelde het gezag van de paus boven de macht van koning of president en was in cultureel opzicht conservatief, antirevolutionair en antimodern, verzette zich tegen de principes van Verlichting en Franse revolutie.

 

Een vergelijkbare overheersing door protestanten

In beide gebieden verkeerde de kerk nog in een zwakke, ondergeschikte machtspositie. De scheiding van kerk en staat leidde vanaf het einde van de achttiende eeuw, zowel in Noord-Brabant als in de VS tot activisme en een groeiend zelfbewustzijn van de katholieken. Het zich ontworstelen aan de erfenis van de reformatie onderscheidde Noord- van Zuid-Brabant en verbond het Noord-Brabants katholicisme juist met het anti-katholieke sentiment, waaronder Amerikaanse kerk te lijden had.

 

Een ruim aanbod van gemotiveerde priesters

In Noord-Brabant bestonden al vroeg goede priesteropleidingen. In Den Bosch sinds 1798, in Breda vanaf 1817. In Roermond pas in 1841, hetgeen deels verklaart, waarom er zo weinig Limburgers naar Amerika zijn gegaan. In de VS schreeuwde de jonge kerk om priesters, in Brabant waren er juist te veel, vooral in de tweede helft van de negentiende eeuw. Boventallige priesters uit het bisdom Den Bosch kregen van bisschop Joannes Zwijsen (1794-1877) de mogelijkheid om naar Engeland en Schotland te gaan of werden in Zeeuws-Vlaanderen geplaatst en boven de grote rivieren, toen Zwijsen zowel aartsbisschop van Utrecht als bisschop van Den Bosch was. Maar velen wilden naar Amerika. Van de 22 in 1862 gewijde priesters bijvoorbeeld gingen er 7 met toestemming over naar de Jezuïeten in Missouri.

Een kaart met daarop het missiegebied van Christiaan Hoecken. (Bron: Carte des Voyages du P. De Smet chez les tribus indiennes in: E. Laveille S.J., Le P. De Smet, Apôtre des Peaux-Rouges 1801-1873, Louvain, 1928)

Een kaart met daarop het missiegebied van Christiaan Hoecken. (Bron: Carte des Voyages du P. De Smet chez les tribus indiennes in: E. Laveille S.J., Le P. De Smet, Apôtre des Peaux-Rouges 1801-1873, Louvain, 1928)

Belangrijker nog dan het aantal beschikbare priesters, was hun trouw aan de orthodoxie van het ultramontanisme. Op hen konden de Amerikaanse bisschoppen bouwen. Intreden in de orde van de Jezuïeten zorgde voor een betrouwbaar, organisatorisch kader en voorkwam dat de priesters ten onder zouden gaan in het Wilde Westen. De Brabanders waren bovendien flexibel inzetbaar. Behalve in het Frans, hun voertaal binnen de seminaries, konden ze al snel ook in het Engels en Duits preken en de biecht horen. In hun brieven verontschuldigen missionarissen zich regelmatig, dat ze het ‘Hollands’ niet meer goed beheersen.

 

Een Vlaamse-Brabantse alliantie

Essentieel was de vorming van een Vlaams-Brabants netwerk, dat haar oorsprong vond in het Leuven van het Ancien Régime en zich al in de Franse tijd via Turnhout en Antwerpen uitbreidde naar Breda en Den Bosch. Een alliantie, die standhield tijdens en na de Belgische Opstand. Ze bestond aan Noord-Brabantse zijde uit de presidenten van de seminaries van Den Bosch - achtereenvolgens Van Gils, Van de Ven en Cuyten - en Breda - Van Hooydonk en Van Dijck. Zij waren van mening, dat door een priester af te staan aan de missie hun eigen kerk Gods speciale zegeningen zou verdienen en verwerven. Allen waren promotoren van het ultramontaanse gedachtengoed. Tot dit verbond behoorden ook hun bisschoppen en een aantal vermogende geestverwanten binnen de Brabantse elite.

Het zwaartepunt aan Noord-Brabantse zijde lag in Den Bosch en de grote initiator was de eerste president van het grootseminarie de Tilburger Antonius van Gils. Tijdens een bezoek aan zijn oude universiteit Leuven in 1808 sprak hij al over, in de woorden van zijn biograaf in 1875:

“de gevaren der kerk en de ontluikende Amerikaansche missie met welker toestand de president eenige tijd later zoo innig vertrouwd werd gemaakt door de ex-jezuïet John Carroll, den eersten aartsbisschop van Baltimore, primaat van geheel Amerika en stichter van ’t college in Georgetown. Dat geschiedde dan ook niet vruchteloos. Ik zou Van Gils de schepper durven noemen van dien echt apostolische geest, welke in geen Nederlandsch Seminarie zooveel heerlijke vruchten voor de buitenlandsche missieën heeft opgeleverd als te Herlaar-Haaren.”

Zegening van de wapens voor de jacht, een mix van Indiaanse en Europese symbolen. De Indiaanse variant op de Udenhoutse slipjacht.(Bron: Nicolas Point, ca 1838, Jesuit Archives St. Louis. Missouri Archives)

Zegening van de wapens voor de jacht, een mix van Indiaanse en Europese symbolen. De Indiaanse variant op de Udenhoutse slipjacht.(Bron: Nicolas Point, ca 1838, Jesuit Archives St. Louis. Missouri Archives)

Cuyten was echter de man die dit ideaal in praktijk gebracht heeft, tijdens zijn lange presidentschap van het seminarie, van 1837 tot 1884. Zijn belangrijke rol werd ook in Amerika erkend met twee eretitels: vicaris-generaal van het aartsbisdom Baltimore en het bisdom Louisville.

Doorslaggevend voor het welslagen was de samenwerking met de Jezuïeten. De meeste katholieke voormannen waren beïnvloed door de spiritualiteit van deze orde en sommigen hadden overwogen om toe te treden, zoals Van Gils. De Amsterdammer Jan Roothaan, algemeen overste van de Jezuïeten in Rome was een belangrijk steunpilaar van het Amerikaanse missiewerk. “Alle leden moet in zich missie ijver aankweken; de Provinciaal Oversten moet geen nadeel vrezen voor hun provincie, want in vroeger tijden waren die provincies het bloeiendste, die de meeste missionarissen heen stuurden”, schreef hij na zijn aantreden in 1829.

 

Actieve weldoeners

Een sleutelrol binnen het samenwerkingsverband vervulde Pieter-Jan de Nef, een vermogend zakenman, oprichter van de Latijnse School in Turnhout, actief tijdens de Belgische Omwenteling en lid van het Nationaal Congres. In 1830 machtigde Roothaan hem om kandidaten te rekruteren voor de missie in Missouri. Tussen 1830 en 1840 organiseerde hij een achttal grote zendingen van missionarissen, geld en kerkelijke goederen naar Missouri. Belangrijk was de expeditie van september 1832. Vijf ‘zendelingen’ gingen in Antwerpen aan boord: Petrus-Paulus Kroes uit Breda, Christiaan Hoecken uit Tilburg, Matthieu Sanders uit Eindhoven, Jan Blox uit Bergeijk en Jozef Sterkendries uit de buurt van Leuven. Ze kregen papieren mee ter waarde van 33.000 frank. Een derde van het geld was afkomstig uit Noord-Brabant, 4000 frank uit het bisdom Breda, 7000 frank uit het bisdom Den Bosch. In Brabant was de familie Van Iersel in Udenhout een belangrijke sponsor, zoals blijkt uit brieven van Pieter-jan de Smet, die bewaard zijn gebleven in het Jezuïetenarchief in Saint-Louis.

 

Nieuwe vormen van maatschappelijke mobilisering

Het land van de onbegrensde mogelijkheden wekte niet alleen de belangstelling van landverhuizers en goudzoekers, maar ook van een breder publiek in Europa, dat een romantische fascinatie ontwikkelde voor de ‘nobele wilden’, de Native Americans. Het betekende groeiende maatschappelijke steun voor de Amerikaans missie, die dankbaar gebruik maakte van nieuwe communicatiemiddelen. Van grote betekenis waren de brieven, boeken en voordrachten van Pieter-Jan de Smet en de opkomst van de katholieke pers. De Smets’ boeken over zijn reizen en observaties in indiaans gebied tussen 1840 en 1850, bereikten een breed publiek. Zijn brieven en die van andere Brabantse missionarissen naar het thuisfront verschenen in het tijdschrift De Godsdienstvriend en in de Annalen van het Genootschap. Beide bladen waren verplichte kost voor de Brabantse seminaristen en werden ook gelezen in de pastorieën en de huizen van de katholieke elite.

Een in Potowatomi geschreven Catechismus door Christiaan Hoecken. (Bron: Jesuit Archives St. Louis. Missouri Archives)

Een in Potowatomi geschreven Catechismus door Christiaan Hoecken. (Bron: Jesuit Archives St. Louis. Missouri Archives)

Tot besluit

Brabantse priesters, paters, broeders en zusters speelden een unieke en cruciale rol in de ontwikkeling van de jonge Amerikaanse kerk. Ze exporteerden het ultramontaanse gedachtengoed en initieerden het proces van culturele globalisering. Ze probeerden het tragische lot van de Native Americans te verzachten, kwamen in conflict met priesters uit andere landen, met protestantse meerderheid en met de liberale principes van de Amerikaanse democratie. Ze waren betrokken bij de Burgeroorlog en de oprukkende pioneer fringe. Dat alles is nog nauwelijks diepgaand onderzocht.

 

Bronnen

Beckers, T., "'De gemakkelijkste weg naar de hemel'. Het Brabants katholiek offensief in de Verenigde Staten. De missie onder de Native Americans (1835-1865)", in: A. Bijsterveld e.a. (reds.), Noordbrabants Historisch Jaarboek (jrg. 39, 2019), 111-134.

Vermeeren, S., Brabantse missiepioniers in de Verenigde Staten in de lange negentiende eeuw. Onderzoeksrapport en archiefinventarisatie, z.p., 2018.