Joseph van Erven woont na het overlijden van zijn vader in Cadier en Keer, Hasselt (België) en Eindhoven. Hij is fabrieksarbeider, metaalbewerker en bouwvakarbeider van beroep. Joseph trouwt in 1932 met Johanna Maria Josephina Pijnenburg (1911-2005). Er worden vijf zonen geboren: in 1932, 1933, 1937, 1943 én 1950. Nakomertje Josephus Antonius Michael overlijdt echter al na twee maanden.
Van Erven is lid van de CPN. Voor zijn vertrek naar Spanje, om daar in de burgeroorlog te vechten tegen Franco, woont hij in de Atelierstraat, na zijn terugkomst in de Kuijperstraat. Joseph meldt zich in Spanje bij de 11de Internationale Brigade op 18 februari 1938, tegelijk met Harry van Loon (1908-?). Na een paar weken vindt hij het wel weer genoeg geweest, maar hij wordt op de vlucht in Girona gearresteerd en naar een gevangenis overgebracht. Volgens de Gustav-liste, een lijst met een verslag en beoordeling van Spanjestrijders, zal hij hier tot aan het einde van de burgeroorlog blijven. Deze informatie lijkt echter niet erg waarschijnlijk. Voor zover bekend werden alle toen nog in Spanje verblijvende vrijwilligers namelijk ingezet bij de zware strijd aan het Ebrofront, de laatste poging om het leger van Franco (1892-1975) terug te slaan.
De naam van Van Erven staat op de lijst die consul Schlosser eind november 1938 opstelt met de mannen die in aanmerking komen voor repatriëring. Joseph gaat met Piet Laros en consorten terug naar Nederland. Hij overlijdt op 4 december 1973 in Tilburg. Een paar jaar daarvoor is hij in januari 1970, veel later dus dan andere Tilburgers, weer tot Nederlander genaturaliseerd.
Bronnen
Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.36-L.76.
Archief Internationale Brigaden, Moskou, RGASPI F.545-Op.6-D.404-L.22.