Over ridder Fulco van Bern is relatief weinig bekend. Hij lijkt de reputatie te hebben gehad vrij en vroom te zijn geweest, getuige de omschrijvingen in de stichtingsoorkonde van het klooster te Berne als ‘vir liber et divus’ (een vrij en heilig man) en in de Annales Rodenses (ca. 1170-1180), de kroniek van Rolduc, als ‘vir dives et ingenuus’ (een heilig en vrijgeboren (of nobel) man). Daarnaast wordt hij nog genoemd als getuige bij een schenking aan Sint Truiden. Grote bekendheid geniet Fulco echter door zijn betrokkenheid bij de stichting van de abdij van Berne.
Abdij van Berne
In 1132 bood Fulco van Berne de augustijner koorheren van Rolduc zijn gronden bij zijn kasteel te Heusden aan om een klooster te stichten, aangezien hij zelf geen kinderen had. De stichting van het klooster door de augustijnen liep echter uit op een mislukking. De exacte oorzaak is onduidelijk, alhoewel de twee bekende bronnen hiervoor het eens lijken te zijn over het feit dat er een conflict was tussen (de familie van) Fulco en de abdij over principiële punten.
Zo wordt in de stichtingskroniek van Berne gesproken over een verschil van mening over de levenswijze van de monniken met Fulco, maar spreken de Annales over een twist over de zaligheid. Hierbij is in geschil of men hiervoor de geloofsbelijdenis moet kennen, of dat zuiver geloof afdoende is (zoals de augustijnen vinden). Dit geschil zou volgens de Annales tot een ruzie met de prior hebben geleid, waardoor uiteindelijk de proost van de abdij, Frederik, aan de macht komt, tot ergernis van zowel Rolduc als de heer van Berne.
Vast staat dat in 1134, op de Rijksdag in Aken, Andreas van Cuyck (de bisschop van Utrecht), keizer Lotharius III, Norbertus van Gennep en Fulco van Berne overeen kwamen dat de augustijnen het klooster dienden te verlaten en dat er een Norbertijns klooster werd gesticht. Hiermee werd dit het eerste klooster op het grondgebied van het huidige Noord-Brabant.
Legende
Naast de historische bronnen bestaat er nog een stichtingsmythe, waarin niet de praktische elementen (geen erfgenamen), maar juist de vroomheid van Fulco centraal staan. Volgens de mythe probeerde Fulco een aantal vijanden, die hem achtervolgden, ontvluchten door met paard en al de rivier de Maas over te steken. Hij maakte de belofte God en Maria zijn leven in dienst van de kerk te stellen als hij gered zou worden en stichtte na zijn redding dan ook het klooster in Berne.
Een Kleefs klooster?
Deze legende is afgebeeld op het schilderij De legende van de stichting van de Abdij van Berne door Fulco, dat dateert uit het einde van de zestiende eeuw en heeft naast een devotionele ook een politieke functie. Het schilderij beeldt meerdere momenten uit de legende af: aan de oever van de Maas staan de ridders van Fulco afgebeeld, deels op de vlucht en deels biddend hun lot afwachtend met een naderend leger. Aan de andere oever staat Fulco met zijn vrouw afgebeeld bij zijn kasteel, de schenking van de goederen besprekend. Centraal in de afbeelding is een biddende Fulco, met achter op zijn strijdros Maria, die hem beschermt tijdens de overtocht.
Binnen het schilderij zijn verwijzingen opgenomen naar de Heren van Kleef, die toentertijd de jurisdictie hadden over het gebied waarin de abdij lag. Hierdoor zou de abdij een soeverein karakter hebben. Zo lijkt het wapen van Fulco (en later van de abdij), bestaande uit acht leliescepters op een veld van rode en blauwe banen, sterk op dat van de Heren van Kleef (acht scepters op een rood veld). Daarnaast draagt Fulco het tau-kruis, dat een symbool is van de aan Kleef verbonden orde van St. Antonius en is het portret van Fulco (en de biddende houding) een dubbelportret van Adolf IV van der Mark, een Heer van Kleef.
Bronnen
Archief abdij Berne, inv. nr. I.B. 3; Carasso-Kok, Repertorium, nr. 129.
Mostert, M., “De goederen van de abdij Berne in het land van Heusden tot 1236”,
Holland 14 (Den Haag, 1982) 133-139.
Van Liebergen, L., “Fulco en de norbertijnen”, Trouw (14 augustus 1996), https://www.trouw.nl/home/fulco-en-de-norbertijnen~a81eb69f/ (stand op 26 april 2018)
Van Bavel, H., Regestenboek van het archief van de abdij van Berne, 1134-1400 (Heeswijk, 1984).