Wel werden regelmatig patrouilles in de Baronie van Breda gesignaleerd die onrust veroorzaakten, maar het garnizoen was sterk genoeg om dit te kunnen weerstaan. Zo werd een infiltratie ontdekt van een Italiaans korporaal uit Grave die had aangepapt met in Breda gelegerde soldaten. De zaak werd ontdekt, de schuldigen gevierendeeld en de lichamen als waarschuwing op de buitenste schansen opgehangen. Maar prins Maurits van Oranje Nassau (1567-1625), stadhouder en heer van Breda, had meer aan zijn hoofd dan de speldenprikken van de Spaanse troepen in de buurt van Breda. Als bewindvoerder van het kasteel en Baronie speelden nu ook familiezaken.
Filips Willem van Oranje Nassau (1554-1619) keerde in 1596 terug naar de Nederlanden. Hij was de oudste zoon van Willem van Oranje (1533-1584) en halfbroer van Maurits. Bij het uitbreken van de oorlog was hij weggevoerd naar Spanje. Daar kreeg hij een katholieke opvoeding en werd hij petekind van koning Filips II (1527-1598). Hij nam volop deel aan het hofleven.
Toen de landvoogd Albrecht (1559-1621) in 1598 in Spanje zijn Isabella trouwde vergezelde Filips Willem de bruidegom en werd hij daar als dé prins van Oranje ontvangen. Als oudste zoon had hij traditioneel gezien recht op de titels van zijn vader, waaronder die van heer van Breda. Daarom werd hij door zijn jongere halfbroer Maurits en de Staten gewantrouwd. Pas in 1606 erkende Maurits de rechtmatige aanspraken van Filips Willem, waaronder het bezit van het Kasteel van Breda en het recht in de stad een magistraat te benoemen.
Op 12 juli 1609 kwam Filips Willem aan te Breda, enkele dagen later begroette hij bij Zundert zijn echtgenote Eleonora de Bourbon-Condé (1587-1619) met wie hij op het kasteel woonde. Daar kwam hij zijn andere halfbroer tegen, Justinus van Nassau. Justinus, sinds het overlijden van turfschipheld Charles de Héraugière de nieuwe gouverneur van Breda, was bezig met het bouwen van een nieuw gouvernementspaleis op de hoek van het Kasteelplein en Cingelstraat. Hij woonde nog tijdelijk op het Kasteel van Breda en was tot nu toe behartiger van de familiezaken in de Baronie, soms speelbal tussen Maurits en Filips Willem.
Toen Justinus Maurits ondanks eerdere afspraken steunde bij het benoemen van magistraten werd Filips Willem boos. Hij sommeerde Justinus het kasteel te verlaten en alvast zijn nieuwe, maar nog niet goed bewoonbare, paleis te betrekken. Voor het overige hadden ze een goede verstandhouding en deden hun best om stad en kasteel te verfraaien door o.a. de aanleg van de Prinsenkade. Filips Willem zou het einde van het Twaalfjarig Bestand niet halen, hij overleed in 1618 en werd in Diest begraven.
Bronnen
Brekelmans, F. e.a., Geschiedenis van Breda, Schiedam, 1977.
Fagel, R., Kapitein Julián: De Spaanse held van de Nederlandse Opstand, Hilversum, 2011.
Jurriaanse, M., De Inboedel van het Kasteel van Breda in 1567, Utrecht, 1935.
Van Goor, T., Beschrijving der Stadt en Lande van Breda, ’s Gravenhage, 1744.
Van der Hoeven, G., Geschiedenis van de Vesting Breda, Breda, 1886.
Roest van Limburg, T., Het Kasteel van Breda, Schiedam, 1903.
Rodriguez Pérez, Y., De Tachtigjarige Oorlog in Spaanse ogen, Nijmegen, 2003.