De bundel
De gedichten in deze bloemlezing zijn geschreven mannen als Jacob Cats (1577-1660) en door de twee samenstellers zelf, Henry Lancel en Samuel de Swaef. Er zijn twee versies van deze bloemlezing; de ene werd aangeboden aan het stadsbestuur van Zierikzee en de andere aan dat van Bergen op Zoom.
Beide varianten openen met identieke vleiende opdrachten aan de respectievelijke stadsbesturen. Henry Lancel en Samuel de Swaef hebben het plan opgevat de gedichten “met nederige eerbiedinge voor u E.E. voeten neer te leggen” als betuiging van erkentelijkheid voor alle weldaden die de edele heren aan de stad hebben betoond.
De gedichten zijn gevarieerd, zowel naar inhoud als naar vorm, en zijn bedoeld om de jeugd in aanraking te brengen met de deugden die in de gedichten zijn verwoord en hen tegelijkertijd vertrouwd te maken met verschillende fraaie handschriften.
Dat de gedichten in koper zijn gegraveerd, willen de makers ook nog graag benadrukken, want “sulkx wy meynen noyt in dese Stad geschiet te zijn”. Door de bundel zowel aan twee stadsbesturen aan te bieden verzekeren zij zich van een dubbele financiële beloning voor hun lovende woorden. Bovendien verkopen ze later ook nog eens de koperplaten aan een uitgever in Amsterdam.
Lofdicht
In de bundel staat een gedicht in het Latijn van Samuel de Swaef, een van de twee samenstellers, waarin hij burgemeester Pascasius Turcq (of Turcaes) van Bergen op Zoom de lof toezwaait (afbeelding 1). Deze burgemeester leidde zijn stad door het beroemde beleg van 1622. De vertaling in het Nederlands luidt als volgt:
Samuel de Swaef, leraar aan de Franse school in Bergen op Zoom,
groet de beroemde heer Pascasius Turcaeus, burgemeester,
dokter en schoolrector van Bergen op Zoom.
O Turcaeus, bestuurder, schitterend licht van uw volk,
onder wiens slimme hart de deugd van het Gouden Tijdvak
zich een huis gekozen heeft, als u de geest leidt,
zullen de Bergen-op-Zoomse burgers nooit een Nestor ontberen,
geen geestleider Cicero, geen beroemde leerling Accursius,
geen spruit van Hippocrates.
Bergen op Zoom, drie, o viermaal en meer gelukkig
door zulk een held, waardoor uw roem zich meet met de sterren,
en niet kan sterven.
Heroïsche poëzie
In het gedicht wordt Pascasius rechtstreeks aangesproken als een zeer deugdzame bestuurder van Bergen op Zoom, waarbij de auteur niet bepaald karig is in zijn loftuitingen. Pascasius wordt een schitterend licht met een slim hart genoemd en een ware representant van de Gouden Eeuw. Hij wordt vergeleken met vier klassieke helden die samen het renaissancistische ideaalbeeld oproepen van de “homo universalis”, iemand die bekwaam is op uiteenlopende terreinen.
Nestor is in de werken van Homerus de oudste en meest ervaren onder de Griekse vorsten die deelnamen aan de strijd tegen Troje. Cicero was een invloedrijke Romeinse politicus tijdens een turbulente periode van de Romeinse Republiek.
Accursius was een Italiaanse jurist in de 13e eeuw die aan de basis stond van burgerlijke wetten naar het model van de Romeinse rechtspraak. Hippocrates was een Griekse arts die in zijn werk pleitte voor balans van lichaamssappen; hij wordt beschouwd als de grondlegger van de westerse geneeskunde.
Het komt er dus op neer dat Pascasius volgens de dichter getalenteerd was als strateeg, politicus, jurist en arts. De ontwikkelde lezer in die tijd zal ongetwijfeld een link hebben gelegd met de vier klassieke deugden die in deze opsomming doorschemeren:
- Nestor belichaamt prudentia (wijsheid),
- Cicero staat voo rfortitudo (moed)
- Accursius symboliseert justitia (rechtvaardigheid),
- Hippocrates verwijst naar temperantia (gematigdheid).
De dichter besluit het gedicht met de verzekering dat Bergen op Zoom zich dankzij Turcq kan meten met de sterren en voor altijd beroemd zal zijn.
Een andere tijd
De toon van het gedicht klinkt in onze moderne oren nogal kruiperig, maar we moeten hierbij wel bedenken dat in de zeventiende eeuw totaal andere literaire stijl heerste.
Ongetwijfeld speelden ook commerciële motieven een rol; het was immers niet ongebruikelijk dat een schrijver van een lofdicht financieel werd beloond door de bejubelde held. Belangrijker is echter nog de eerbied voor gezagdragers, die past in een wereld waarin God elk mens een plaats heeft toebedeeld in een hiërarchisch systeem.
Het genre
De literatuur in de renaissance had als functie de mensheid te verheffen door verheven inhoud en vorm. Ongetwijfeld was Samuel de Swaef op de hoogte van handboeken van theoretici als Vossius en Scaliger hadden geschreven, waarin zij auteurs richtlijnen boden voor diverse literaire genres. Met name het genre van de heroïsche poëzie behandelt de roemrijke daden van helden, om zo bewondering te wekken en de lezers aan te sporen tot deugd.
Vossius vond dat een uitvoerige opsomming van gebeurtenissen in lofdichten achterhaald was en benadrukte de bezieling van de dichter. Scaliger onderscheidde twee typen lofdichten. Naast het meer verhalende gedicht is er het lofdicht in engere zin: dat gaat ervan uit dat lezers de waarheid al kennen, zodat gebeurtenissen niet verteld hoeven te worden.
Een voorbeeld voor zijn stadsgenoten
Het is duidelijk dat het gedicht van De Swaef past in de laatste categorie. Omdat het gedicht enkele jaren na het beleg werd geschreven, stond het heldhaftige gedrag van Pascasius Turcq zowel bij dichter als bij zijn lezers ongetwijfeld nog helder voor ogen.
De Swaef beschreef daarom geen daden, maar somde uiteenlopende kwaliteiten van Turcq op die hij in dienst van de stad heeft ingezet. Zo werd hij gepresenteerd als een deugdzaam leider, die als voorbeeld kon gelden voor zijn stadgenoten.
Bronnen
Veenstra, F., Een litterair kunstrechterlijk triumviraat en heroïsche poëzie, Groningen, 1970.