In 1952 werd het bij de bevrijding verwoestte spoorwegstation van ’s-Hertogenbosch door nieuwbouw vervangen. Sybold van Ravensteyn (1889-1983) ontwierp een wat braaf gebouw in de stijl van de Delftse School. Dit gebouw heeft de herinnering aan het ravissante neorenaissance complex van Eduard Cuypers (1859-1927) nooit kunnen wegnemen. Inmiddels is het zelf ook alweer gesloopt.
Vier jaar na de bouw van het Bossche station kreeg ook Eindhoven een nieuw stationsgebouw. De verwoesting van het stadshart van Eindhoven door bombardementen in 1942 en 1944 had de weg vrij gemaakt voor een grootscheepse modernisering. De spoorlijn werd daarbij naar het noorden verlegd om aan het stadscentrum meer ruimte te bieden en door aanleg van hoogspoor kon ook het probleem van lange wachttijden bij de spoorwegovergangen worden aangepakt.
Het moderne Eindhovense station dat hierbij hoorde was een ontwerp van de nieuw aangetreden spoorbouwmeester Koen van der Gaast (1923-1993). Hij beschouwde moderniteit en rationaliteit als een absolute voorwaarde voor de spoorwegen om de concurrentie met het groeiende wegverkeer aan te gaan. Het spoorwegstation van Eindhoven met zijn strakke lijnen en efficiënte ruimtelijke verdeling geeft daar nadrukkelijk vorm aan en wordt dan ook gekoesterd als een pareltje van wederopbouwarchitectuur. Sinds 2007 staat het op de Rijksmonumentenlijst als een van de honderd topmonumenten uit de jaren 1940-1959.
Toch is het niet Eindhoven maar een ander stationsgebouw dat beschouwd wordt als het werkelijke meesterwerk van Van der Gaast, namelijk dat van Tilburg uit 1965. Ook hier maakte de aanleg van hoogspoor in de stad de bouw van een nieuw station noodzakelijk. Een probleem daarbij was de beperkte ruimte tussen de boulevardachtige Spoorlaan en het spoor zelf, maar dat is door de architect opgelost.
Voor een aansprekende gevelwand was hier geen plaats. De min of meer los van elkaar staande stationsgebouwen zijn onopvallend en zelfs deels onder de spoordijk weggeschoven. Dat gemis aan architectonische allure wordt echter ruimschoots gecompenseerd door het spectaculaire dak dat alle aandacht opeist. Het hele complex, voorplein, stationshal en perrons, wordt door een alles overkoepelende paraplu-constructie overdekt. Deze wordt in het midden gedragen door betonnen pijlers, aan de uiteinden met tuidraden opgehangen aan stalen pylonen.
Het maakt in elk geval een buitengewoon luchtige en transparante indruk. Brede glasstroken die de constructie doorsnijden zorgen voor daglicht op de perrons. Het is een werkelijk uniek gebouw dat karakter geeft aan de Tilburgse spoorzone. Het spreekt vanzelf dat het Tilburgse station behoort bij de tachtig monumenten uit de periode 1959-1965 die sinds kort op de Rijksmonumentenlijst zijn opgenomen.
Bronnen
Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.
Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014, 262.