Er vestigden zich hier kolonisten, op zoek naar vruchtbare grond in de hoger gelegen eiken, beuken- en berkenbossen tussen de beekdalen, die ze vervolgens in cultuur brachten. Deze nieuwkomers laten zich kennen door de kleine nederzettingen die we hier en daar van hen terugvinden, maar eigenlijk nog meer door de grafvelden waar zij hun doden begroeven.
Een daarvan werd in de jaren vijftig ontdekt bij Bergeijk, bij de bouw van een villa aan de Fazantlaan. Archeologen hebben daar in 1957 en 1959 in twee campagnes een deel van het grafveld blootgelegd waarbij ze omstreeks 130 graven vonden uit de Merovingische tijd. Die lagen in rijen, kenmerkend voor deze periode. De meeste doden waren in houten kisten begraven, waarvan enkele bestonden uit een uitgeholde boomstam. Ook zijn er een klein aantal crematiegraven gevonden, waarbij opgemerkt moet worden dat een crematie minder archeologische sporen nalaat.
Zo te zien was het grafveld een kleine anderhalve eeuw in gebruik, van de late zesde eeuw, omstreeks 590, tot een eind in de achtste eeuw, omstreeks 730 of 740. Veel graven hadden bijgaven, zoals aardewerken potten en glazen bekers. Vrouwengraven waren herkenbaar aan kralenkettingen en zilveren oorringen, mannengraven aan riembeslag, ingelegd met zilver en vooral aan wapens, zoals zwaarden, bijlen en lanspunten.
Sommige van die grafgiften zijn van een bijzondere pracht en verraden daarmee iets van de kennelijke welstand van in elk geval een deel van de kolonisten. Zoals een met goud bedekte koperen broche met draadversiering en drie gestileerde vogelkoppen in rood granaat. Bij geavanceerd technisch onderzoek in het Parijse Louvre is onlangs gebleken dat deze granaatsteen in feite amaldijn is, afkomstig uit India. Niet minder bijzonder is een zeer zeldzame glazen buidelbeker, die mogelijk vanuit het Engelse graafschap Kent in Bergeijk is terecht gekomen.
Overigens vormen de vondsten die in de jaren vijftig in de graven aan het licht kwamen slechts een deel van de grafgiften die oorspronkelijk de doden in Bergeijk vergezelden. Het onderzoek heeft laten zien dat een aanzienlijk deel van de graven − soms al na betrekkelijk korte tijd − weer is geopend, waarbij een deel van de inhoud is weggenomen. Lange tijd is dat geïnterpreteerd als grafroof, maar dan is niet te verklaren waarom in sommige van de evident heropende graven toch allerlei kostbaarheden achterbleven. Het lijkt er daarom op dat graven mogelijk werden heropend als onderdeel van de vooroudercultus. Teruggenomen grafgiften en zelfs botten kunnen als een reliek een rol gespeeld hebben in het versterken van de band van de levenden met de voor ouders, zowel in de oorspronkelijke als in nieuwe nederzettingen.
Bronnen
Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.
Theuws, F. en Van Haperen, M., The Merovingian cemetery of Bergeijk-Fazantlaan, Bonn, 2012.
Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.