Het kunstwerk, het belangrijkste voorbeeld van een gotisch praalgraf in Nederland, was flink gehavend. De beelden misten ledematen en soms ook het hoofd, revolutionaire heethoofden hadden eind achttiende eeuw alle wapenschildjes weggehakt en ook de centrale voorstelling was al veel eerder door religieuze fanaten verwijderd.
Cuypers – die een passie had voor de gotiek − deed oprechte pogingen om het zwaar gehavende monument te herstellen "overeenkomstig het primitieve werk". Maar het bleek voor hem en zijn zwager en adviseur Joseph Alberdinck Thijm (1820-1889) toch een te zware opgave om zich los te maken van hun katholieke achtergrond. In de lege nis in het midden plaatsten zij een Mariabeeld in plaats van het kruisigingstafereel dat daar vrijwel zeker oorspronkelijk had gezeten.
Deze wijziging was uiteraard niet naar de zin van koning Willem III (1817-1890) die de restauratie bekostigd had en die nu moest toezien hoe het monument van zijn voorvaderen door onder meer het Mariabeeld met daarboven dwarrelende engelen en andere toevoegingen een uitgesproken ‘rooms’ karakter kreeg. Tussen hem en Cuypers zou het dan ook nooit meer goed komen.
Bronnen
Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.
Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014, 181.