Bekendheid
Op bijna zestigjarige leeftijd werd de katholieke Brabander Jan Smulders in korte tijd bij velen in binnen- en buitenland een bekend geneesheer: in 1930 introduceerde hij namelijk een natuurlijke methode om zwangerschap te voorkomen. Deze methode, die hij de naam 'periodieke onthouding' meegaf, bleek voor velen in een grote behoefte te voorzien. Zijn baanbrekend werk had verstrekkende gevolgen voor met name (katholieke) echtparen en artsen.
Van priester- naar artsenopleiding
Aanvankelijk zag het er niet naar uit dat Smulders in de voetsporen van zijn vader zou treden. Zijn wens om priester te worden bracht hem allereerst naar het kleinseminarie Beekvliet in zijn geboorteplaats en aansluitend naar het grootseminarie te Haaren. Na twee jaar studie verliet hij Haaren en behaalde aan de hogere burgerschool in 's-Hertogenbosch het einddiploma, waarna hij zich in 1894 liet inschrijven als student in de geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam.
In de hoofdstad werd hij lid van de katholieke studentenvereniging Sanctus Thomas Aquinas, leerde discussiëren, schreef gedichten en vergrootte zijn belangstelling voor filosofie en theologie. Na tien jaar legde hij met goed gevolg zijn artsexamen af, waarna hij naar Noord-Brabant terugkeerde om zich als gemeentearts in Schijndel te vestigen.
Pionierswerk in Schijndel
In de jaren die Smulders in Schijndel doorbracht, van 1904 tot 1912, hield hij zich vooral bezig met preventieve geneeskunde. Hij pleitte voor meer voorlichting en beter opgeleide verpleegkundige krachten om de volksgezondheid te verbeteren. Mede door zijn inzet kwam in Schijndel al vroeg een plaatselijke afdeling van 'Het Groene Kruis' tot stand.
Vanuit dezelfde plaats heeft hij meer pionierswerk verricht, met name wat de bestrijding van de zuigelingensterfte betreft. Op spreekbeurten in de provincie benadrukte hij dat met een goede hygiëne en voeding en door het tijdig inroepen van doktershulp voorkomen kon worden dat zuigelingen onnodig aan ingewandziekten zouden sterven. Speciaal wees hij zijn gehoor op het belang van borstvoeding. Door zijn hartelijk en joviaal karakter en door zijn begrijpelijk taalgebruik kon hij goed met zijn patiënten omgaan en zijn boodschap overbrengen.
Zorg voor gehandicapten
Het jaar 1913 bracht hem naar Udenhout, waar hij de functie van inwonend geneesheer van Huize Assisië op zich nam. De congregatie van de Broeders Penitenten van de H. Franciscus hield zich daar bezig met de verpleging van mannelijke zwakzinnigen. In de ruim vijfentwintig jaar dat hij op 'Assisië' verbleef, breidde Smulders de inrichting uit, zette een ziekenhuisje en een verplegersopleiding op en zorgde voor de oprichting van een school voor buitengewoon lager onderwijs. Maar ook het zetten van gips, het aanmeten van brillen en het trekken van tanden en kiezen behoorde tot zijn taak. Op 1 februari 1938 verliet Smulders 'Assisië' om zich tot aan zijn dood in Helvoirt te vestigen.
Katholicisme
De rooms-katholieke Smulders droeg zijn geloof met overtuiging uit en voelde zich als intellectueel verplicht om aan de emancipatie van katholieken een bijdrage te leveren; het arts-zijn beschouwde hij in dezen als een roeping. Filosofie en theologie bleven zijn interesse behouden, evenals het Esperanto. Hij was in Nederland maar ook daarbuiten actief in de katholieke Esperantistenbeweging, zat in de redactie van tijdschriften en publiceerde over deze 'wereldtaal'.
Periodieke onthouding
Met de introductie in 1930 van de periodieke onthouding (p.o.) kwam een einde aan zijn relatief rustige leven als gestichtarts. Smulders baseerde zijn p.o. - een 'leefregel' waarbij seksuele onthouding gedurende de vruchtbare periode van de menstruele cyclus van de vrouw werd afgewisseld met geslachtsverkeer tijdens de onvruchtbare dagen - op recente wetenschappelijke gegevens die korte tijd daarvoor door de Japanse vrouwenarts K. Ogino en de Oostenrijkse gynaecoloog H. Knaus onafhankelijk van elkaar bekend waren gemaakt. Hij bracht de gegevens bij elkaar en kwam zo tot de methode Ogino-Knaus. Doordat zijn methode op biologische feiten berustte, werd zij aanvaardbaar voor Smulders' geloofsgenoten.
Smulders, die zich niet eerder zo met wetenschap had beziggehouden, publiceerde medio 1930 in het RK Artsenblad en in De Tijd en kwam in december van dat jaar met de brochure Periodieke onthouding in het huwelijk. De reacties waren enorm. De brochure kende vele drukken (eind 1934 waren al 26.000 exemplaren verkocht!), een Duitse en Franse vertaling, en werd door de gynaecoloog J. Holt in 1937 voor een Engelstalige uitgave bewerkt.
P.o.-praktijk
Smulders bouwde in de periode 1930-1939 een grote maar onbezoldigde praktijk op van zo'n 1500 cliënten uit binnen- en buitenland die hem schriftelijk consulteerden en wie hij, eveneens per brief, van een persoonlijk p.o.-advies voorzag. Deze grote cliëntenkring verschafte hem de mogelijkheid om verder empirisch onderzoek naar de menstruatiecyclus bij de vrouw te doen en zijn methode verder te verfijnen. Zo verrichtte hij onderzoek naar de invloed van fysieke en psychische factoren op de processen van ovulatie en menstruatie èn naar het voorkomen van ovulatieverschijnselen zoals slijmafscheiding, bloedingen, et cetera.
Voor vele katholieke echtparen kwam met de door Smulders uitgewerkte ideeën van de p.o. - mits uiterst zorgvuldig toegepast - een aanvaardbare methode van geboortebeperking binnen bereik. Onder medici, die tijdens hun opleiding niets over seksualiteit en seksuologie onderwezen kregen, betekende het een geleidelijke verandering in de tot dan bestaande negatieve benadering van anticonceptionele hulpverlening.
Mede dankzij de Brabantse arts Jan Smulders raakte het 'bewust geboortenregelen', dat in het katholieke milieu voorheen geheel en al afgewezen was, binnen het katholieke huwelijk meer en meer geaccepteerd. Een niet onaanzienlijke verdienste, in een tijdperk dat slechts zo'n twee generaties geleden is.
Bronnen
Archief J.N.J. Smulders - Katholiek Documentatie Centrum (KDC) te Nijmegen
Dit artikel verscheen eerder in: J. van Oudheusden, e.a. (red.), Brabantse biografieën. Levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Noordbrabanders. Deel 3, Amsterdam/Meppel, 1995.