De Dodendraad

Een elektrische draadversperring aan onze rijksgrens

Duitse soldaat aan de elektrische draadversperring bij Baarle-Nassau.

Duitse soldaat aan de elektrische draadversperring bij Baarle-Nassau. (Bron: collectie heemkundekring Amalia van Solms)

Draadversperringen, hekken en muren duiken alsmaar vaker in grensgebieden op. Wist jij dat tijdens de Eerste Wereldoorlog Nederland en België – en bijgevolg ook de provincies Noord-Brabant en Antwerpen – door een afsluiting van elkaar waren gescheiden? Dat die versperring onder hoogspanning stond en dat veel mensen er doodgebliksemd of neergeschoten zijn? Dat familieleden aan beide kanten van de grens geen contact hadden, zelfs niet voor kraambezoeken of begrafenissen? Grensarbeiders geraakten niet meer op het werk, de dokter niet meer bij zijn patiënten en de pastoor niet meer bij de stervenden.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog was België in oorlog met Duitsland. Antwerpen werd vanaf oktober 1914 door het Duitse leger bezet. De Nederlands-Belgische grens werd de grenslijn tussen oorlog en vrede. Meer dan een miljoen Belgen vluchtten naar het neutrale Nederland. Duitse manschappen hebben vervolgens de toegangswegen naar de rijksgrens afgesloten. Niet om vluchtelingen tegen te houden. Die waren voor de komst van de Duitsers vertrokken en de meeste Belgen keerden kort daarna terug. 

 

Belgen binnenhouden

Het Duitse leger wou een viertal categorieën Belgen tegenhouden. In de eerste plaats waren dat jongemannen die soldaat wilden worden. Zij konden het Belgische leger alleen via neutraal Nederland bereiken. Langs Vlissingen, Londen, Folkestone en Calais bereikten zij het front. Grensgidsen, ook ‘passeurs’ genoemd, hielpen die jongens naar Nederland. Het afsluiten van de grens moest tevens brievensmokkelaars stoppen. Zij brachten verboden brievenpost van en naar het front. De Duitse legerleiding had de brievenpost met Belgische soldaten verboden. Ouders, vrouwen en kinderen mochten niet meer met hen corresponderen. Zo probeerde men het moreel te breken. De derde groep die werd tegengehouden, waren de spionnen. Zij probeerden via Nederland berichten naar het Belgische leger te sturen.

Deze drie groepen opereerden vaak via de vrij gebleven Belgische enclaves in Baarle-Hertog. Die konden niet door het Duitse leger worden bezet zonder de Nederlandse neutraliteit te schenden. Secretaris Schurmans bracht documenten voor duizenden rekruten in orde en liet hen medisch keuren. Het postkantoor van Baarle-Hertog was het centrum van de brievensmokkelpost. Dit was het enige postkantoor bij de grens dat niet door de Duitsers gecontroleerd werd. En het Belgische leger richtte een draadloos zendstation op. Daar werden spionageberichten naartoe gebracht. Ook werden er Duitse berichten onderschept en routes van Duitse zeppelins en duikboten berekend.

Een laatste groep die het Duitse leger met het afsluiten van de grens wou stoppen, waren de eigen deserterende soldaten. Sommige jongens wilden niet meer vechten en vluchtten naar het veilige Nederland. Werden zij daar in uniform gearresteerd, dan werden ze in een soldatenkamp opgesloten. Maar droegen zij burgerkledij, dan werd het einde van de oorlog meestal gewoon in Breda, Tilburg of Eindhoven afgewacht.

Nederlanders (links) en Duitsers bewaken de grens bij Ulicoten.

Nederlanders (links) en Duitsers bewaken de grens bij Ulicoten. (Bron: collectie heemkundekring Amalia van Solms)

 

De bewaking van de grens

De continue bewaking van de 458 km lange grens tussen Nederland en België kostte het Duitse leger duizenden soldaten die niet in de strijd ingezet konden worden. Vernieuwers in het Duitse leger hadden een geniaal idee. Ze sloten in de loop van 1915 de rijksgrens met een draadversperring onder hoogspanning af. Elektriciteit was een nog vrij onbekende spitstechnologie, zeker in de grensregio. In steden had men wél elektriciteit, afkomstig uit fabrieken. Die produceerden vooral stroom voor eigen gebruik. De draadversperring werd opgericht van het Zwin in Knokke tot de voorsteden van Aken. Van Cadzand tot Vaals, maar altijd op Belgisch grondgebied. Nederland was voor de Duitsers verboden terrein. 

Op de meeste plaatsen werd de afsluiting dichtbij de rijksgrens geplaatst. Hier en daar echter werd Belgisch grondgebied afgesneden zodat de totale lengte van de versperring uiteindelijk 332 km bedroeg. Vanuit België bekeken lagen hele dorpen hierdoor achter de elektrische draadversperring: Essen, Wildert, Meer, Meersel-Dreef, Meerle, Minderhout, Poppel, Weelde, Ravels en Postel. Ze waren door het Duitse leger bezet en de dodendraad sneed hun toegang tot het binnenland af. Omdat Nederland omwille van zijn neutraliteit verplicht was om de grens te sluiten, had het Nederlandse leger daar een prikkeldraadversperring opgericht. Ten zuiden van Breda zaten veel Belgen bijgevolg tussen twee draadafsluitingen vast. 

Twee Duitse soldaten voor de Nederlandse prikkeldraadversperring bij Nispen.

Twee Duitse soldaten voor de Nederlandse prikkeldraadversperring bij Nispen. (Bron: collectie heemkundekring Amalia van Solms)

Omdat veel mensen bij de elektrische draad om het leven kwamen, werd die al vlug ‘den dodendraad’ genoemd. Deze bestond uit drie evenwijdig lopende draadversperringen. De buitenste afsluitingen waren prikkeldraden zonder stroom. Ze stonden daar ter bescherming van mens en dier. Vooral in het donker en bij mist was die bescherming nodig, zeker voor Duitse grenswachten. Tegelijkertijd werden grote dieren zoals koeien, paarden en reeën erdoor beschermd. Honderdduizenden kleinere dieren echter zoals honden, katten, konijnen en hazen passeerden nietsvermoedend de beschermingsdraden en werden geëlektrocuteerd. 

Op de middelste versperring stond 2.000 Volt, een dodelijke spanning. De stroomdraden waren aan porseleinen isolatoren bevestigd om stroomverlies te voorkomen. In de provincies Antwerpen en Limburg werden kleine isolatoren gebruikt, elders waren dat grotere. In een gesloten landschap hingen vijf of zes draden boven elkaar. In een open landschap volstonden drie elektrische draden. Je zag daar iemand van ver naderen. De versperring werd dag en nacht door patrouillerende Duitse grenswachten bewaakt. Bij de grens waren meestal oudere soldaten ingekwartierd. Ze waren te oud om aan het front te vechten, maar nog geschikt om de grens te bewaken. Ze kregen de opdracht om gericht te schieten wanneer iemand de afsluiting naderde. Zowel aan de Belgische als aan de Nederlandse kant van de grens was een brede strook tot verboden gebied verklaard. Overdag werd de omgeving vanuit een gasballon geobserveerd. Die was met stalen kabels aan de grond verankerd. ’s Nachts werd de dodendraad met schijnwerpers belicht.

Schakelhuisje bij Putte.

Schakelhuisje bij Putte. (Bron: collectie heemkundekring Amalia van Solms)

Elektriciteit werd via een bovenleiding aangevoerd. Onze grensregio had geen stroom. Die werd door de Duitsers in Merksem, Stevensvennen en Kaulille opgeëist. Om de twee à drie kilometer stond een schakelhuisje met een wachtlokaal. Daar werd de stroom op de draden gezet. Op deze manier zat maar een korte strook van het traject tijdelijk zonder stroom bij onderhoudswerken, het weghalen van een dood lichaam, kortsluiting of technische problemen. 

 

Doorgangswegen

Langs doorgangswegen richting Nederland werden poorten in de dodendraad gemaakt. Die werden streng door Duitse soldaten bewaakt. Je mocht er alleen voorbij met een ‘Passierschein’, dat door de Duitse commandant zelden werd afgeleverd. Dit document vermeldde hoe laat je langs welke poort moest passeren en terugkeren. Te laat terug? Dan werden familieleden gevangen genomen. Je moest ook je ‘Personal-Ausweis’ tonen. Dat was een identiteitsbewijs, toen al mét pasfoto en handtekening. 

Wie geen toestemming kreeg om de grens te passeren, probeerde het op een illegale manier. Duitse militairen werden omgekocht met geld, jenever of voedsel. Anderen schoven een bodemloze ton tussen de draden. Of een ‘passeursraam’, ook wel plooiraam of vouwraam genoemd. Het was een plooibaar houten toestel met boven- en onderaan een van rubber voorziene gleuf. Droog hout en rubber zijn isolerende stoffen. Het werd tussen twee stroomdraden geplaatst en opengeklapt, waarna je veilig erdoor kon kruipen. 

Passeursraam en reconstructie van de dodendraad in Zondereigen (Baarle-Hertog)

Passeursraam en reconstructie van de dodendraad in Zondereigen (Baarle-Hertog). (Foto: Herman Janssen)

Alle rechten voorbehouden

De Duitsers plaatsten waarschuwingsborden bij de dodendraad. Dat was nodig omdat op het platteland niemand elektriciteit kende. Priesters waarschuwden ervoor op de preekstoel, leerkrachten in hun klas. Hoogspanning veroorzaakt brandwonden in de vierde graad, ook verkoling genoemd. Slachtoffers werden door Duitse soldaten ontkleed om te controleren of ze spionageberichten bij zich hadden. Minstens achthonderd tot duizend mensen kwamen bij de dodendraad om het leven. Bijna de helft van hen werd neergeschoten. Niet alleen de Duitsers schoten met scherp. Nederlandse grenswachten en commiezen hebben veel grensgangers uit hun eigen land gedood en Belgische grensgidsen schoten Duitse soldaten neer. 

 

Smokkel door de draad

Aan de grens met Baarle-Nassau verongelukten minstens vierenvijftig mensen: eenentwintig Belgen, dertien Duitsers, veertien Nederlanders, twee Fransen, twee Britten en twee Russen. De Nederlandse slachtoffers waren voedselsmokkelaars. Zij profiteerden van de gigantische prijsverhogingen in België, veroorzaakt door de economische boycot tegen Duitsland. In Antwerpen was het eten tegen het einde van de oorlog tien keer duurder dan in Noord-Brabant. Nederland had een uitvoerverbod voor levensmiddelen ingesteld en er werd streng op de naleving toegezien. Alleen al in Noord-Brabant en Limburg werden veertigduizend inwoners wegens smokkelactiviteiten uitgezet.

Geert Schrauwen (1878-1916) uit Sint Willebrord was ongetwijfeld de bekendste smokkelaar. Hij was actief ten zuiden van Roosendaal. Zijn schuilnaam was Klaveren Vrouwke, een troefkaart bij kaartspelletjes. Schrauwen trok vaak vermomd als zwangere vrouw de grens over. Of hij ging verkleed als non op bedeltocht. Of als pastoor op ziekenbezoek. Ooit inspecteerde hij verkleed als officier de Nederlandse grenswachten. Terwijl ze keurig in het gelid stonden en naar hem salueerden, brachten zijn handlangers smokkelwaar over de grens. Schrauwen was een plaag voor de douaniers, maar op 5 mei 1916 werd hij ten zuidwesten van Schijf door één van hen doodgeschoten. 

 

Bronnen

Janssen, H. (red.), Hoogspanning aan de Belgisch-Nederlandse grens, Baarle-Hertog, 2013.

www.dodendraad.org (stand op 13 februari 2023).

www.amaliavansolms.org (stand op 13 februari 2023).