In het begin werden de vluchtelingen opgevangen in onder andere Bergen op Zoom en Roosendaal. Nadat een groot deel van België door Duitsland bezet was, stabiliseerde de situatie en kregen de vluchtelingen het advies weer naar huis te gaan. Na enige tijd werd duidelijk dat heel wat Belgen niet terug gingen naar het bezette België. De Nederlandse regering besloot daarom permanente vluchtoorden met betere voorzieningen in te richten in Uden, Nunspeet en Ede. Dat ging niet zonder slag of stoot. In Uden stemde de gemeenteraad pas na een heftige discussie in met de inrichting van een vluchtoord. De Udense bevolking was niet zo blij met de opvang van tienduizend vluchtelingen, bijna het dubbele van het aantal inwoners.
Het gemeentebestuur van Uden pakte de opbouw van het vluchtoord voortvarend aan. Al snel stond er een houten stadje met allerlei voorzieningen: woonbarakken, keukens en reusachtige eetzalen, en een kerk, postkantoor en ziekenhuis. Het stadje was zelfs aangesloten op het elektriciteitsnet.
Een Belgisch dorp in Nederland
Vanaf 12 februari 1915 was het vluchtoord in gebruik. De eerste bewoners namen hun intrek in een zelfstandig Belgisch dorp binnen de Nederlandse samenleving, waar de vluchtelingen zich thuis moesten gaan voelen en waar de Belgische levenswijze zoveel mogelijk in stand gehouden werd. Een dorp, waarin de bewoners niet alleen woonden, maar ook werkten, ‘punten’ verdienden en daarvoor artikelen konden kopen die ze nodig hadden.
Niet alleen bij de bouw, maar ook daarna leverde het vluchtoord economisch voordelen op voor Uden en de omgeving. Bakkers, boeren en kruideniers leverden o.a. grote hoeveelheden brood, aardappelen, groente, vlees en kruidenierswaren aan het vluchtoord. De Zeelandse melkfabriek leverde dagelijks zeshonderd kg melk. Dat betekende overigens niet, dat er in Uden nooit tekort aan bepaalde zaken was, spek bijvoorbeeld. Ook de cafés deden goede zaken, want in het vluchtoord werd geen alcohol verkocht.
Toch bleef er weerstand tegen het vluchtoord en waren er klachten over bedelarij, dronkenschap en onzedelijk gedrag van de Belgen. Bovendien waren de Belgen concurrenten op de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld voor het plukken van de Udense kersen.
Groeiende irritatie
Langzamerhand groeide de irritatie ten opzichte van het vluchtoord in de Udense samenleving. Werkloosheid, armoede en schaarste van levensmiddelen namen toe ten gevolge van de oorlog. Het aantal inwoners van het vluchtoord bleef groeien, maar dat waren geen Belgische vluchtelingen. Het waren vooral berooide Nederlanders, die hun geluk in Duitsland en België hadden gezocht, en woonwagenbewoners die men elders kwijt wilde. Er kwamen steeds meer meldingen van stroperij, diefstal, smokkel en bedelarij. Niet alleen de Belgen, maar ook de Udenaren hadden genoeg van de oorlog en van het vluchtoord.
Toen in 1918 een einde kwam aan de Groote Oorlog, was Uden echter nog lang niet van het vluchtoord af. De Belgische vluchtelingen keerden vrij snel terug naar hun vaderland. Voor de Nederlandse bewoners was echter nergens plaats. Pas in 1921 werd het vluchtoord helemaal afgebroken en bleef er niets anders over dan een eenzame kale hei.
Bronnen