Treurige voorzieningen
Zo gauw Nijmegen was bezet door de Fransen op 11 juli 1672, brak maarschalk Turenne (1611-1675) zijn leger op voor de stad en trok daarmee via Grave naar Empel, op een kwartier gaans van Crèvecoeur. Vervolgens legde hij een schipbrug over de Maas bij Hedel in de Bommelerwaard, om vanaf die kant alle hulp voor Crèvecoeur af te snijden. Hij wist zo zijn troepen met die van de graaf de Chamilly (1630-1672) samen te voegen, die gelegerd waren tussen Vlijmen en Bokhoven.
De schans was bezet door vier incomplete compagnieën soldaten en drie compagnieën waardgelders. Deze waardgelders waren afkomstig uit Gouda, zoals blijkt uit de monsterrol van kapitein Reijnier Willemot. Zijn compagnie bestond uit 7 officieren, 42 spiesen, 71 musketten en 2 jongens. De monsterrol werd in de schans ondertekend door Gerard van Berckel namens Gecommitteerde Raden en door Reijnier Willemot.
Op de staat van de soldij van de compagnieën waardgelders en burgers aangenomen door de stad Gouda blijkt, dat naast de compagnie van Willemot ook compagnieën waardgelders van Jan van Nimwegen en van Andries van Swaenswijck door de stad Gouda werden betaald. Aangezien deze drie compagnieën tegelijkertijd op 13 en 14 augustus werden ontbonden, is het aannemelijk dat ze alle drie op Crèvecoeur gelegerd zijn geweest.
Volgens Petrus Valkenier (1638-1712), een van de eersten die over het rampjaar schreef, was het met de voorzieningen op de schans treurig gesteld. Men kon slechts beschikken over elf ijzeren stukken, kanonnen, van 8 en 10 pond, gelegen op affuiten die zo oud waren, dat ze het geschut nauwelijks konden dragen, laat staan dat ze het schieten zouden overleven. De schaarse levensmiddelen, kort tevoren per schip uit 's-Hertogenbosch aangeleverd, bestonden uit 260 broden, enige kazen en zakken meel en een vaatje brandewijn. Markies de Thouars (1620-1672), die hier eerst commandeerde, had diverse malen verzocht om de tekorten aan te vullen, maar tevergeefs. Niet beter was de troost die hij per brief van de gecommitteerden van de Staten van Holland kreeg: "Wy hopen, dat God u sal helpen, wy konnen u niet helpen."
Aangezien de Thouars een Fransman was, kwam hij de prins verdacht voor, zodat hem kort voor de belegering het bevel over de schans werd ontnomen en gegeven aan de heer Grim. Op zestien juli schreef Grim aan de Staten dat niet alleen de kanonnen in beroerde staat waren, maar dat er geen geld was om het krijgsvolk te betalen. Hij verzocht snel in geld te voorzien, anders vreesde hij dat de soldaten "sullen verloopen". Tevens verzocht hij om buskruit, levensmiddelen en 300 goede oude soldaten. Als daaraan voldaan werd, zag hij wel kans om de schans te verdedigen.
Crèvecoeur onder vuur
Valkenier vervolgt zijn verslag met het feit dat Turenne op dertien juli de schans vergeefs opeiste en vervolgens vanaf de veertiende zowel vanuit Empel als Bokhoven de schans met twee batterijen kanonnen ging beschieten. Dat vuur kon nog zodanig vanuit de schans worden beantwoord, dat de vijand daarvan aanzienlijke schade ondervond. Hierdoor werd Turenne genoodzaakt om op achttien juli nog twee batterijen in te zetten om de schans te bestoken. Daarmee werden bressen in de wallen geschoten en een aantal stukken geschut op de wallen lam gelegd. Ook legden zijn soldaten loopgraven aan tot de wallen en begonnen de grachten met takkenbossen te vullen.
Dit was voor de waardgelders aanleiding om te mumureeren ofwel te protesteren en het geweer neer te gooien. Zij dreigden zelfs, indien er niet werd gecapituleerd, dat zij de onwillige officieren voor de kop zouden schieten. Door die onenigheid en het geweld van buiten werd commandant Grim gedwongen op negentien juli te capituleren. De nabijgelegen Engelerschans werd op zeventien en achttien juli ook door de Fransen aangevallen. In eerst instantie werd zoveel dapper tegenweer geboden, dat het leek of de schans 's nachts in vuur en vlam stond. Maar na de capitulatie van Crèvecoeur werd het hele Franse leger hier verwacht, zodat het garnizoen 's nachts naar 's-Hertogenbosch vertrok, na alle kanonnen onklaar te hebben gemaakt en in de gracht geworpen.
Bronnen
Ouweneel, L., "Klundert en Geertruidenberg in het Rampjaar", in: Knegtel, J., en J. Cuijpers (red), Rampjaar of jubeljaar? Brabant in 1672-74, Tilburg en Woudrichem, 2022.
Streekarchief Midden-Holland (SAMH), inventarisnummer 1-2718 en 1-2719, Oud Archief Gouda (OAG).