In de overzichtswerken van Noord-Brabantse streekgebonden kleding ligt het accent vooral op de typerende ‘Brabantse poffer’. De dracht met de poffer was kenmerkend voor de Meijerij van ’s-Hertogenbosch. De feitelijke poffer was een losse versiering van kunstbloemen en linten, die de vrouwen bij hoogtijdagen over de muts droegen. In westelijk Brabant, in de Baronie van Breda en het Markiezaat van Bergen op Zoom, droegen de vrouwen een iets kleinere muts, eveneens in combinatie met een losse versiering, hier ‘kroezel’ genoemd. Het noordwestelijke protestantse deel van de provincie had een eigen dracht, die gekenmerkt werd door de kornetmuts. Langs de grens met België kwamen weer andere soorten mutsen voor. Deze waren soms aan beide zijden van de Nederlands-Belgische grens in gebruik.
Kenmerken
De lol is een afwijkend type muts. Bij de meeste Brabantse hoofdtooien is er sprake van een witte muts, met daaronder een donkergekleurde ondermuts. De lol is een donkergekleurde muts waar geen aparte ondermuts onder werd gedragen. De vrouwen droegen de lol direct over het haar.
De bewaard gebleven exemplaren zijn van bedrukt katoen. De meeste hebben een donker fond, dikwijls donkerblauw en soms bijvoorbeeld bruin, met kleine strooimotieven in een lichtere kleur. De lol werd gevoerd, meestal met grijze of donkergekleurde katoen. De afwerking van de lollen verschilde. De bol van de muts is meestal opgesierd met rozetten, of stroken van dezelfde stof die in lussen zijn gelegd of gevouwen zijn tot tandjes. Langs de voorrand loopt een rand van meerdere over elkaar gelegde geplooide stroken. Deze rand loopt soms opzij, onder de onderrand, door. Op de bol zijn soms ter versiering nog enkele glazen knoopjes genaaid. Aan de achterzijde zit een grote strik, met brede afhangende stroken, van dezelfde stof als de muts. De beide stroken opzij hangen tijdens het dragen los naar beneden. De lol werd met twee smalle lintjes onder de kin vastgemaakt. Aan de binnenzijde loopt langs de onderrand een tunneltje met twee koordjes, waarmee de muts middenachter op de gewenst pasvorm kan worden gemaakt.
Verspreidingsgebied
In het westelijke deel van de Baronie van Breda, ten westen van Breda en ten oosten van Roosendaal, ligt een gebied dat ook wel bekend staat als ’t Heike. De lol was bij uitstek te vinden in deze omgeving. In 1943 waren er blijkens een veldwerkrapport in het Openluchtmuseum in deze regio nog enkele draagsters van dit type muts. Het ging hierbij om hooguit enkele tientallen in de gehele regio en het waren zonder uitzondering bejaarde vrouwen. We kunnen er dus vanuit gaan dat enkele jaren nadien de lol geheel uit het straatbeeld was verdwenen.
Gebruik
Een deel van de vrouwen die doordeweeks een lol droegen, zetten op zondag de witte kanten muts met de ‘kroezel’ op, zoals die in de Baronie algemeen was. Door de minder vermogende vrouwen werd de lol ook zondags gedragen. Vaak hadden zij een netter exemplaar voor de zondag en voor doordeweeks een of enkele meer afgedragen exemplaren. De lollen werden vervaardigd door speciale lollenmaaksters.
De lollen van het Openluchtmuseum
Er zijn slechts weinig lollen of afbeeldingen van vrouwen met een lol bewaard gebleven. In 1898 was in het Stedelijk Museum in Amsterdam een overzichtstentoonstelling van Nederlandse streekdrachten te zien, ter gelegenheid van de inhuldiging van koningin Wilhelmina. Op deze tentoonstelling was een pop in de dracht van ’t Heike opgesteld.
De lol die de pop draagt wordt nu bewaard in het Nederlands Openluchtmuseum, naast drie andere exemplaren die het museum later verzamelde. Helaas is er weinig bekend over de draagsters van de lollen uit de museumcollectie. Aanvullende informatie over dit type muts en afbeeldingen van lollendraagsters zijn daarom altijd welkom.
Bronnen
Willekens, J., Rapport van een onderzoekingstocht in West-Brabant op maandag 2 augustus 1943, Arnhem, 1943.
Deze blog is een bewerking van het artikel ‘De Brabantse lol, een veldwerkrapport uit 1943 opnieuw gepresenteerd’ dat eerder verscheen in het jaarboek Kostuum van de Nederlandse Kostuumvereniging (Kostuum 2018, p. 20-27).