Samenwerking met Bogaerts
Na zijn kostschooltijd op de Ruwenberg in Sint-Michielsgestel koos Gérard voor de wereld van de kunst. Op de Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen bekwaamde hij zich in het tekenen. Na deze opleiding deed hij enkele jaren ervaring op in Parijs, waar hij zowel de tekenaar en lithograaf Gustave Doré als de karikaturist Honoré Daumier leerde kennen. Eind 1879 vertrok Gérard naar Brussel.
Daar ging hij samenwerken met de Bossche drukker en uitgever Henri Bogaerts, wiens uitgeefactiviteiten zich tot ver buiten Den Bosch uitstrekten. Sinds 1867 gaf Bogaerts in Den Bosch onder meer De Katholieke Illustratie uit, in Brussel was hij sinds 1870 eigenaar van het weekblad l'Illustration Européenne. Bogaerts en Teulings zetten er samen Le Rieur Illustré, een nieuw humoristisch blad op, waarvoor Gérard Teulings onder de schuilnaam Chuz de meeste illustraties verzorgde. De gezamenlijke uitgave beleefde slechts één jaargang, omdat Gérard in 1881 naar huis terugkeerde, waar zijn leven een nieuwe wending nam.
Journalist voor de Courant
Gérard, die verdienstelijk tekende, ruilde zijn houtskool en stiften in voor de journalistieke pen, en het milieu van de internationale kunstwereld voor het provinciale Den Bosch. Tekenen werd nu een hobby, waar de buitenwereld nog af en toe mee kennismaakte. In het voorjaar van 1881 ging Gérard aan de slag bij de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche Courant, die zijn vader in het najaar 1880 had overgenomen van Carel Arkesteyn.
De Provinciale was in 1771 opgericht door de Bossche drukkers en boekhandelaren Cristian August Vieweg en Lambert-Jan Bresser. Ondanks wisselende namen en eigenaren wist de krant haar neutrale uitgangspunten te behouden. Hoewel door katholieken gemaakt, was de krant niet specifiek katholiek. Bij de overname door Coenraad Teulings telde de krant meer dan drieduizend lezers.
Vanaf zijn aantreden bij de Provinciale drukte Gérard Teulings zijn stempel op de krant. Hij bedacht van alles om het blad actueler en aantrekkelijker te maken. Zo sloot hij contracten af met bekende persbureaus en verbeterde hij de nieuwsgaring uit de regio door het aanstellen van plaatselijke correspondenten.
Zelf besteedde Gérard veel aandacht aan het alledaagse leven in Den Bosch en omgeving. Hij deed dit als columnist, novellist en romanschrijver onder de pseudoniemen Veritas, Brompot, Flanor, Adolf Mercier, G.C. Jacobs, T. van den Bosch en Gerrit van den Wald. Ook in de techniek investeerde Teulings het nodige. In 1894 deed de rotatiepers haar intrede, kwam er een nieuwe stereotypie-inrichting en werd er een gloednieuwe zetterij in gebruik genomen. Dankzij al deze inspanningen rendeerde de Provinciale in toenemende mate, zoals de nog bewaard gebleven winst- en verliesrekeningen laten zien.
Een gewilde krant
Onder leiding van Gérard Teulings onderscheidde de krant zich door haar journalistieke aanpak van haar katholieke concurrenten, die hun lezers met ellenlange redactionele commentaren probeerden te beïnvloeden. Het accent lag in deze kranten meer op scherpe polemieken van de katholieken onderling dan op het nieuws en dat stond veel potentiële katholieke lezers tegen. De katholieke concurrentie vermocht weinig tegen de Provinciale. De in 1829 opgerichte katholieke Noord-Brabanter kreeg er in 1892 met het Noord-Brabantsch Dagblad een belager bij, maar ze moesten op 1 maart 1895 al fuseren tot de Noordbrabanter-Noordbrabantsch Dagblad. Dat deze combinatie in 1910 moest samengaan met het in 1869 opgerichte Huisgezin, onderstreepte het succes van de koers die Gérard Teulings met de Provinciale voer.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat de krant gewild was bij grote en kleine adverteerders. Dat de Provinciale zich uit principe niet in dogmatische kwesties mengde, wil niet zeggen dat ze geen katholiek nieuws bevatte. Uit een notitie ter gelegenheid van de Bossche Katholiekendag in 1903 werd de krant tot de katholieke dag- en weekbladen in het bisdom 's-Hertogenbosch gerekend.
Gérard die sinds 1 oktober 1884 medevennoot van zijn vader was bij de firma Arkesteyn en er alle vrijheid kreeg, nam daar op 1 juli 1897 officieel de leiding over van zijn vader. Deze bleef commanditair vennoot. Pas bij de dood van zijn vader op 28 juli 1902 werd Gérard Teulings volledig eigenaar van de firma Arkesteyn, en daarmee van de Provinciale.
Buitenlandse correspondenten
Onverminderd bleef Gérards beleid gericht op vernieuwing en op het actueler maken van zijn krant, zoals zijn contracten met Reuter en andere binnenlandse en buitenlandse persbureaus aantonen. Sinds de eigen zogenaamde Parijse brieven van Gérard, die vanaf juni 1895 tot juni 1901 bijna wekelijks in het zaterdagnummer verschenen, hadden buitenlandse brieven zich een vaste plaats in de krant verworven. In 1912 stelde de krant een vaste correspondent aan in Parijs, in januari 1915 volgde een vaste correspondent in Londen, terwijl in mei 1914 de eerste 'Indische' bijdrage verscheen.
Teulings zocht nieuwe manieren om lezers te binden. Hij organiseerde verlotingen en bood de abonnees een ongevallenverzekering aan. De kunstrubriek floreerde met bijdragen van Huib Luns, Herman Moerkerk, Frans Slager en Anton van Welie, bekende namen uit die dagen. Ina Boudier Bakker en Jan Feith - om er enkelen te noemen - schreven verhalen voor de krant.
Gérard Teulings had veel oog voor een afwisselende lay-out. De krant, die steeds meer rubrieken telde, groeide gestaag in omvang. Veelzeggend is dat de winst van de Provinciale over de jaren 1900-1916 jaarlijks gemiddeld zo'n ƒ 20.000,- bedroeg, ook toen het economisch slecht ging tengevolge van de Eerste Wereldoorlog. De waarde van het bedrijf werd toen op minstens ƒ 200.000,- getaxeerd, bijna het zevenvoudige van de aankoopsom in 1880.
Neutrale koers
Omdat Gérard Teulings het wat kalmer aan wilde gaan doen, werd zijn toekomstige schoonzoon, de 33-jarige mr. Jos van Roosmalen op 30 juni 1914 in de leiding opgenomen. Enkele maanden later, op 29 september, trouwde deze met Teulings' dochter Stien. Gérard Teulings heeft niet lang van zijn rust kunnen genieten. Op 11 oktober 1916 stierf hij geheel onverwacht, pas 61 jaar oud, op zijn buitengoed de Braacken in Vught. Tijdgenoten waardeerden Gérard vooral als auteur van romans, novellen, sketches en korte verhalen, die nu nauwelijks meer aanspreken. Zijn tekenwerk was buiten de kring van familie en vrienden nauwelijks bekend. Het zou tot eind 1993 duren voor er in het Noordbrabants Museum een proeve van zijn werk geëxposeerd werd.
Gérards verdienste ligt in het feit dat hij zich als overtuigd katholiek toch ontwikkelde tot een onafhankelijk courantier. Hij ging in tegen de opvattingen van de geestelijkheid die ijverde voor een eigen katholieke pers. De interesses van zijn lezers stonden voorop en hij tornde niet aan de neutrale koers van de krant. Hij bond zich niet aan een partij of godsdienst, al had de krant de krant wel een katholieke signatuur zodat vele Brabantse katholieke lezers zich er goed in konden vinden. Wellicht mede door zijn vorming in het buitenland en door zijn contacten in de wereld van kunst en literatuur, bleef hij zijn liberale beginselen trouw en keek hij over de grenzen van het katholieke erf heen.
Wie de Provinciale uit die tijd met haar katholieke concurrenten de Noordbrabanter en Het Huisgezin en hun opvolgers vergelijkt, zal zich realiseren welke verdiensten Gérard Teulings als courantier heeft gehad. Dat de door hem gevolgde koers ook zakelijk loonde, bewijst dat Gérard als uitgever tevens een goed zakenman was en dat maakte hem een bijna unieke figuur in die dagen.
Bronnen
Archief J. van Roosmalen, Stadsarchief 's-Hertogenbosch.
Beschrijving door J. Pastoor van de geschiedenis van de krant in het jubileumnummer van de Provinciale Noordbrabantsche en 's-Hertogenbossche Courant, 2 juli 1921, derde blad.
Dit artikel verscheen eerder in: J. Brouwers e.a. (red.), Brabantse biografieën. Levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Noord-Brabanders. Deel 6, 's-Hertogenbosch, 2003.