Brabantse adel
Philips van Leefdael was een telg uit een aanzienlijk Brabants geslacht dat zijn naam ontleende aan het dorpje Leefdaal bij Leuven. Over zijn plaats van geboorte, jeugd en opleiding is nagenoeg niets bekend. Dit geldt in mindere mate voor zijn maatschappelijke carrière en in het geheel niet voor zijn wetenschappelijke bezigheden.
Zijn bestuurlijke loopbaan startte in 1633. Op 21 december van dat jaar kwam hij volgens een leenregister van het Leenhof van Brabant in het bezit van de hoge, middelbare en lage heerlijkheid Waalwijk en Beek. Dat wil zeggen dat hij in Waalwijk en Beek schout, schepenen en burgemeesters en andere ambtenaren mocht aanstellen.
Bovendien kreeg hij een vast percentage uitbetaald van de opgelegde boeten. Eveneens kon hij rekenen op inkomsten uit renten, cijnzen, tollen, het malen van graan en het gebruik van de windmolens. Om onverklaarde redenen deed Van Leefdael in 1658 afstand van deze rechten ten gunste van Christiaan van Alckemade, heer van Leeuwesteijn, die optrad als man en voogd van Magdalena van Egmond van der Nyenburg. Onduidelijk blijft of er familiekwesties in het geding waren.
Bestuurlijke problemen
Veelvuldig kwam Van Leefdael met zijn 'onderdanen' in conflict. Voor de Raad van Brabant in Den Haag werden door schepenen en burgemeesters van Waalwijk en Beek tevergeefs een aantal malen tegen hun heer baron Van Leefdael zaken aanhangig gemaakt. Compententiegeschillen en slechte betalingen lagen aan deze conflicten ten grondslag. In de jaren vijftig werd Van Leefdael door de Raad gesommeerd zich niet langer de titel van vrijheer van Waalwijk aan te matigen. Zowel in zijn zakelijke als privé-correspondentie mocht hij zich slechts heer van Waalwijk noemen.
Van Leefdael was geen onbekende bij de Raad van Brabant. Al in eerdere jaren was hij namelijk door de Raad beschuldigd van medeplichtigheid aan intimidatie van de Helmondse notaris Gielis Cuijlemans. Met drie andere jonkers bedreigde Van Leefdael de Helmonder toen hij tienden onder Helmond registreerde. Dankzij tussenkomst van enkele religieuzen kon Cuijlemans tegen de heethoofden worden beschermd.
Dagboek
Over Van Leefdaels wetenschappelijke arbeid zijn wij, dankzij zijn dagboeknotities die hij met terugwerkende kracht over de jaren 1652-1678 heeft bijgehouden, beter geïnformeerd. Het dagboek begint met 'Memorien ende aanteekeninghen van saecken, dewelcke ick wel indaghtigh ben (dogh de presisse jaeren ende tijt vergeeten hebbende) van genealogien, extracten, attestatien ende wapenen, die ick sedert eenighe jaeren herwarts hebbe ghegheven ende meede ghedeelt, ten versoecke, gherief, liefde ende welstand van mijnen evennaesten, ende dat uut mijne boeken, archieven ende notitien, onder mij berustende'.
Dit citaat werpt enig licht op de werkzaamheden en werkwijze van Van Leefdael. Op verzoek van allerlei adellijke families leverde hij informatie over hun voorouders en bezittingen. Meestal betroffen het genealogische en heraldische feiten. Simon Slingelandt, secretaris van de Raad van State, was één van de velen die gebruik maakte van Van Leefdaels kennis. Op verzoek van stadhouder Willem III bezocht hij meerdere malen de inmiddels naar Delft verhuisde Van Leefdael.
Zijn kennis verkreeg Van Leefdael uit de bestudering van grafzerken en rouwborden in kerken, uit kwartierstaten die adellijke jongedames moesten overleggen om toegelaten te worden tot een adellijk stift en uit gesprekken met vertegenwoordigers van adellijke geslachten. Veel stukken die in zijn bibliotheek terechtkwamen, bestonden uit afschriften van zestiende- en zeventiende-eeuwse archiefstukken. Een groot gedeelte hiervan vervaardigde hij zelf, een ander deel liet hij door notarissen tegen betaling afschrijven. Naast deze professionele hulpkrachten werd hij ijverig bijgestaan door de genealoog Arnold Johan Philips de Raet (1647-1702) en zijn zwager Johan van Grevenbroeck, heer van Mierlo.
Vroege historicus
Van Leefdael was echter niet alleen geïnteresseerd in genealogische informatie. Zijn belangstelling ging ook uit naar de geschiedenis van het hertogdom Brabant, waarbij de nadruk viel op de Meierij van 's-Hertogenbosch. Over de meest uiteenlopende onderwerpen verzamelde hij materiaal om te zijner tijd een zeer uitvoerige publicatie over de Meierij te kunnen samenstellen.
Rond 1645 was zijn Beschrijving der Meierij van 's-Hertogenbosch in concept gereed met een schat aan informatie over fundaties, heerlijkheden, kastelen, kerken, kloosters en kapellen. Tot een uitgave kwam het echter niet. Pas driehonderd jaar later werd het manuscript door A.F.O van Sasse van Ysselt herontdekt en gepubliceerd, omdat er volgens hem allerlei bijzonderheden in vermeld worden, die men in andere beschrijvingen niet aantreft.
Over de laatste jaren van zijn leven zwijgen zijn dagboeknotities. Graaf Willem van Hoorne, zijn laatste genealogische klant, ontving Van Leefdael in 1678. Drie jaar later, op 18 april 1681, overleed Van Leefdael te Delft en werd te Voorburg begraven.
Bronnen
GA Delft, DTB Delft 43 (Begraafboek Oude en Nieuwe Kerk).
Rijksarchief in Noord-Brabant [Brabants Historisch Informatie Centrum], Collectie Van Leefdael.
Dit artikel verscheen eerder in: J. van Oudheusden e.a. (red.), Brabantse biografieën. Levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Noordbrabanders. Deel 3 (Uitgeverij Boom en Stichting Brabantse Regionale Geschiedbeoefening, Amsterdam/Meppel 1995).