Geerlof Suikers werd op 26 mei 1669 in Helmond geboren als zoon van Geerloff Suyckers en Alida van der Graeff. Hij trouwde op 14 augustus 1690 met Anna Hermana Schuyl en overleed onverwacht op 28 maart 1717 te Leiden.
Levensloop
Geerlofs vader, een geboren Bosschenaar, werd in 1658 secretaris van Helmond. Daarnaast was hij van 1662 tot 1673 regelmatig schepen en president-schepen in deze stad en bekleedde hij het ambt van griffier en rentmeester in het kwartier Peelland. Zijn zoon bezocht de Latijnse school in zijn geboortestad en ging daarna studeren aan de universiteit van Leiden. Op 5 september 1684 werd hij er als student ingeschreven. Op 11 mei 1690 promoveerde hij tot doctor in de rechten, waarna hij zich volgens de Helmondse archivaris J. Heeren als advocaat in 's-Hertogenbosch vestigde.
Enkele maanden later stapte hij in het huwelijksbootje met Anna Hermana Schuyl, een dochter van de Leidse hoogleraar in de genees- en plantkunde Florentius Schuyl. Over het leven van Geerlof Suikers en Anna Schuyl is verder weinig bekend. In 1707 woonden ze in elk geval in 's-Gravenhage, waar Geerlof een advocatenpraktijk had. Verder was hij naar eigen zeggen niet onbemiddeld en beschikte hij over veel vrije tijd.
In maart 1717 ging hij logeren bij een familielid van zijn vrouw in Leiden. Daar werd hij plotseling ziek en op 28 maart stierf hij. Na zijn overlijden getuigden vrienden van hem over zijn eruditie en grote belezenheid, niet alleen wat betreft de klassieke auteurs, maar ook in "al hetgene in den tyd nieuw uitkwam".
Magnum opus
Suikers is vooral bekend geworden als auteur van de eerste uitvoerige algemene wereldgeschiedenis, door een Nederlander in de Nederlandse taal geschreven. Dit magnum opus betreft een werk in vijf foliodelen, in totaal 4.579 bladzijden, uitgegeven in tien stukken. De titel van het werk is even imposant als de omvang: Algemeene kerkelijke en wereldlijke Geschiedenissen des Aardkloots of een Verhaal van al hetgene gedenkwaardig in verscheide Ryken en Staten dezer Wereldt is voorgevallen, van de Schepping der Wereldt tot de doodt van Willem III, koning van Engelandt. Mitsgaders de Levens van Mannen en Vrouwen, die zich gedurende dien tijdt door geleerdheit of door eenige andere aanmerkenswaardige hoedanigheit vermaard gemaakt hebben. Op een welgschikte order in het Neder-Duitsch beschreven door Geerlof Suikers, Rechtsgeleerde en in het licht gegeven door Isaak Verburg. Het werk werd prestigieus en kostbaar uitgegeven met veel kaarten en kopergravures, waaronder een zeer fraai portret van de auteur.
Auteursrecht
Het eerste deel kwam in 1718, een jaar na zijn dood, uit te Amsterdam bij R. en J. Wetstein. Het werk was toen nog niet klaar, maar Isaak Verburg, die zijn manuscript had gezien en belangrijk genoeg vond om het uit te geven, nam ook op zich het resterende deel af te maken. Dat bleek een moeilijker klus dan Verburg gedacht had. Volgens de verantwoording die hij hierover in het derde deel aflegde, was Suikers blijven steken in de zestiende eeuw zonder aantekeningen of ander materiaal na te laten, zodat hij gedwongen was geweest voor het resterende gedeelte zelf alle onderzoek te doen en uiteraard ook een compleet nieuwe tekst te schrijven.
Hij liet zichzelf dan ook op de titelpagina als co-auteur vermelden. Dit bracht hem in conflict met de weduwe van Geerlof die hem hiervoor bij de Staten van Holland aanklaagde. Ondanks haar eis dat Verburg zijn naam zou laten weghalen en daarmee de claim van mede-auteurschap zou laten vallen, bleef deze volhouden dat niet Suikers maar hij de laatste delen had geschreven en bleef zijn naam op de titelpagina van de delen 3 tot en met 5 gehandhaafd.
Modern historicus
Dit neemt niet weg dat het concept en het grootste deel van de uitvoering het werk van Suikers is geweest. In zijn voorwoord motiveerde hij zijn onderneming met het argument dat er op dat ogenblik voor het grote publiek geen geschikte, uitvoerige wereldgeschiedenis in de Nederlandse taal beschikbaar was.
In hetzelfde voorwoord formuleerde hij ook een aantal uitgangspunten voor zijn werk die verrassend modern aandoen. Zo wilde hij niet alleen de gebeurtenissen en de historische feiten weergeven, maar ook en met name aandacht geven aan de oorzaken en de gevolgen van al die feiten. Evenmin wilde hij zich tevreden stellen met legenden en onbewezen verhalen.
Verder nam hij zich voor een echte wereldgeschiedenis te schrijven waarin met name veel aandacht werd geschonken aan de gebieden in Azië en Afrika. In het bijzonder had hij zich beijverd "om zonder eenzydigheit de zaken, zoals zy gebeurd zyn, te verhalen, en de waarheit, voor zoveel het de duisterheit der eeuwen en het gebrek aan getrouwe schryvers toelaat, aan de dag te brengen." Daarbij wilde hij quasi-geleerdheid en moeilijke woorden zoveel mogelijk vermijden.
Het resultaat is een uitvoerige, maar daarbij toch zakelijke, chronologisch opgezette wereldgeschiedenis, inderdaad in "bevattelijke" taal geschreven. Bovendien zijn de delen rijkelijk voorzien van bronvermeldingen in de marge "opdat iedereen zich van de oprechtheit van mijn verhaal zou kunnen verzekeren", zoals hij schreef in zijn voorwoord. Een bijzonderheid is dat hij per tijdvak tevens een soort biografisch woordenboek met "vermaarde mannen" bijvoegde. Zoals ook tijdgenoten al opmerkten, getuigt het werk van een zeer grote belezenheid en eruditie. Het dwingt met recht eerbied af voor de schrijver, al heeft hij het dan niet zelf kunnen voltooien.
Bronnen
N.N., "Kort bericht van het leven des schrijvers", Geerlof Suikers, Algemeene kerkelijke en wereldlijke geschiedenissen des bekenden aardkloots, Amsterdam, 1918.
Dit artikel verscheen eerder in: J. van Oudheusden e.a. (red.), Brabantse biografieën. Levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Noordbrabanders. Deel 4, Amsterdam/Meppel, 1996.