Landmeter
Jean Baptiste, zoals hij zich noemde, was de derde Adan die het beroep van landmeter koos. Zijn oom Petrus Josephus en zijn vader Henri gingen hem hierin voor. Als oudste zoon - een eerder geboren jongetje overleed al op negenjarige leeftijd - leerde Jean Baptiste het landmetersvak van zijn vader. Dit was heel gebruikelijk. Tot in de twintigste eeuw ontvingen de meeste landmeters hun opleiding van hun vader of een andere ervaren landmeter.
Hoewel geen gegevens bekend zijn over de lessen die Jean Baptiste kreeg, zullen deze sterk op de praktijk gericht zijn geweest. Hij zal zijn vader als meethulp bijgestaan hebben en al doende geleerd hebben de 'rechte roede te voeren', de 'rechte mate te leggen' en het juiste onderscheid te maken tussen 'de roede ende halve roede, den voet ende duijm', zoals enkele van de eisen luidden die door de Raad van Brabant aan landmeters werden gesteld. Uitsluitend met toestemming van deze raad mochten de laatsten hun beroep in Brabant uitoefenen.
In het najaar van 1782 beschouwden Jean Baptiste en zijn vader zijn opleiding kennelijk als afgerond en verzocht hij de Raad van Brabant om toelating tot het landmetersambt. Op 16 september van dat jaar besprak de raad zijn verzoek en gaf aan commissaris Hartman de opdracht hem te examineren. Nadat de laatste een gunstig rapport had uitgebracht over Jean Baptistes landmeterscapaciteiten volgde twee dagen later, op 18 september 1782, de beëdiging en daarmee de admissie door de raad.
Kaarten
Gedurende zijn zestigjarige loopbaan als landmeter leverde Jean Baptiste talloze kaarten af, waarvan gelukkig een groot aantal bewaard is gebleven. Uniek daarbij is, dat het niet alleen netexemplaren betreft die voorkomen in de archieven van opdrachtgevers, maar ook zogenaamde minuutkaarten. Dat zijn de kaarten waarnaar het netexemplaar werd opgemaakt. Hoewel alle geadmitteerde landmeters verplicht waren de minuten van hun kaarten en opmetingen te bewaren, zijn de meeste landmetersarchieven verloren gegaan. Van Jean Baptiste, zijn vader Henri en zijn oom Petrus Josephus Adan is een deel van het eigen archief bewaard gebleven. Het berust in het Rijksarchief in Noord-Brabant.
Vrijwel alle kaarten van de Adans hebben betrekking op het westelijk deel van Noord-Brabant. Net als zijn vader werd Jean Baptiste regelmatig ingeschakeld bij de (her)bedijking van gorzen en polders, bij de aanleg of uitbreiding van aanplantingen en bij het beslechten van grensgeschillen.
Voor de kartering van de poldergebieden konden de Adans nog wel eens terugvallen op werk van voorgangers, voor de overige streken waren ze op zichzelf aangewezen, waarbij Jean Baptiste natuurlijk gebruik kon maken van zijn vaders opmetingen. Sommige kaarten geven een klein gebied weer, bestaande uit enkele percelen die toebehoren aan één of meerdere eigenaars, andere beelden alle percelen af van een gemeente, polder of jurisdictie, ongeacht de eigenaars. Met name aan dit laatste kaarttype ontleent Jean Baptiste zijn betekenis.
Het Markiezaat
Zijn opdrachten ontving hij zowel van particulieren als van de overheid. Zo vervaardigde hij in opdracht van de domeinadministratie van de markies van Bergen op Zoom in 1783 en 1784 een grote overzichtskaart in elf bladen van het gehele markiezaat. In diezelfde periode was hij ook betrokken bij de vernieuwing van cijnsregisters ten behoeve van door de markies geheven grondbelastingen. Kaarten van de heerlijkheden Moerstraten, Voornseinde, Langendijk, Halsteren en Putte waren hiervan het resultaat.
Van de metingen die hij in opdracht van gemeente- en polderbesturen verrichtte, moet het kaartboek genoemd worden dat hij samen met C.J. van Diepenbeek in 1805 maakte van de polders in de gemeente Steenbergen en Kruisland. Andere gemeenten lieten ten behoeve van de verponding - een onroerend-goedbelasting die in opdracht van de Staten-Generaal werd geheven - kopieën vervaardigen van kaarten die hij al eerder in opdracht van het markiezaat gemaakt had.
De Meierij
Ook buiten West-Brabant blijkt Jean Baptiste actief geweest te zijn. In oktober 1791 werd door de Raad van State opdracht gegeven de gronden in de Meierij van 's-Hertogenbosch opnieuw op te meten, omdat er veel onjuistheden voorkwamen in het merendeel van de verpondingskohieren van deze streek. Hiertoe werden door de Leen- en Tolkamer te 's-Hertogenbosch vierentwintig landmeters aangesteld. Eén van hen was Jean Baptiste. Van deze toch grootscheepse landmeting is echter nooit enige kaart gevonden. Mogelijk zijn de meetuitkomsten wel gebruikt, maar dan toch slechts tot het einde van de Bataafse Republiek in 1806.
Kadaster
In dat jaar werd door koning Lodewijk Napoleon de Hoofdcommissie tot de Zaken der Verponding ingesteld. Deze commissie diende op landelijk niveau te bewerkstelligen waartoe in de Meierij al een regionale poging was gedaan, namelijk een eerlijke verdeling van de grondlasten. Als basis voor de waardebepaling van de percelen moesten alle gronden van het koninkrijk opgemeten worden. Dit project dat wel wordt aangeduid als het 'Hollandse Kadaster', wordt beschouwd als de voorloper van het huidige, op Franse leest geschoeide, kadaster dat een ruimer doel heeft dan een eerlijke belastingheffing, namelijk de registratie van alle zakelijke rechten op de grond.
Ook bij het Hollandse Kadaster speelde Jean Baptiste een rol. Zodra de commissie die de metingen in het arrondissement Bergen op Zoom moest regelen, bemerkte dat hij voor vele plaatsen al betrouwbare kaarten had gemaakt, besloot zij deze als basis te gebruiken en geen nieuwe metingen te doen verrichten.
Dit leverde een grote tijdwinst en uiteraard een financieel voordeel op. Alleen al het bestaan van de kaarten van Steenbergen betekende een besparing van circa vierduizend gulden. Jean Baptiste zelf werd op 2 januari 1807 benoemd tot landmeter-verificateur en belast met het toezicht op de opmeting van het eiland Tholen. De inlijving bij Frankrijk in 1810 maakte een voortijdig einde aan dit werk; op 10 augustus werd Jean Baptiste ontslagen.
Aan de inrichting van het Franse kadaster heeft hij niet meer meegewerkt, noch aan de herinrichting van het Nederlandse kadaster na 1818. Misschien voelde hij een zekere teleurstelling wegens het geringe effect van de beide eerdere kadastreringsprojekten. De landmeterij zelf bleef hij beoefenen tot een jaar voor zijn dood.
Officieel was dit verboden, daar slechts landmeters in dienst van het kadaster gerechtigd waren opmetingen te doen. Omgekeerd mochten deze laatsten geen nevenfuncties vervullen. Waarschijnlijk was ook dát een reden voor Jean Baptiste om niet in dienst van deze organisaties te treden. Op 1 november 1810 was hij namelijk tot maire van Wouw benoemd en aan deze functie gaf hij kennelijk de voorkeur. Het was niet zijn eerste bestuurlijke functie in Wouw; voordien was hij lid van het gemeentebestuur, gemeente-ontvanger en penningmeester van de gemeente-armen. Het burgemeestersambt bleef hij tot zijn dood toe vervullen.
Bronnen
Teeling, P.S. Landmeters van de kadastrering van Nederland, z.pl. [1984].
Van Ham, W.A., Inventaris van de archieven van de Raad en Rekenkamer van de Markiezen van Bergen op Zoom, 's-Hertogenbosch, 1980.
Van Ham, W.A., De Generaele Domein-caarten van het Markiezaat van Bergen op Zoom, Alphen aan den Rijn, 1987.
Van Herpen, P.Th en E.H. Korvezee, Inventaris van een verzameling kaarten afkomstig van de landmetersfamilie Adan, 's-Gravenhage, 1962.
Dit artikel verscheen eerder in: J. van Oudheusden, e.a. (red.), Brabantse biografieën. Levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Noordbrabanders. Deel 1, Amsterdam/Meppel, 1992.