Het TextielMuseum bezit een groot aantal apparaten die gebruikt zijn bij het onderzoek naar en het testen van de verschillende tussenproducten en de controle van de verschillende bewerkingsstadia, van grondstof tot doek. Deels gaat het om apparatuur die voor verschillende grondstoffen min of meer hetzelfde van aard zijn. Deels gaat het om specifieke testapparaten die samenhangen met de bijzondere eigenschappen van de gebruikte materialen. Aanvankelijk was keuring en waardeoordeel veelal gebaseerd op ervaring en persoonsgebonden, bijvoorbeeld het oog en de andere zintuigen van de meester waren bepalend. Een belangrijk en in de loop der tijd steeds toenemend deel van het controleproces is geïntegreerd in de bestaande productiemachines. Zo werden de mechanische getouwen al in de negentiende eeuw voorzien van draadwachters die kettingbreuk registreerden en vervolgens ook doorgaven aan de wever en uiteindelijk tot een automatische stop leidden.
In de kettingsterkerij was rond 1950 allerlei automatische regel- en controleapparatuur op de machine aanwezig die onder meer de temperatuur van de pap en droogcilinders, de druk van de persrollen en het vochtpercentage na sterken en drogen evenals het rekpercentage van het garen tussen papbak en weversboom registreerde. Uiteindelijk leidden deze controlemechanismen ook tot automatische bijstelling, waarbij tevoren de waarden ingegeven kunnen worden. Een dergelijke trend tot continue monitoring en regeling geldt voor alle stadia van de textielproductie. Verder is er in laboratoria en bij de productie in de loop der tijd steeds meer en betere controle gekomen op de temperatuur en vochtigheid. Daarvoor zijn diverse (internationale) standaarden ontwikkeld, zodat testgegevens onderling uitwisselbaar werden.
Vezel & garen
Het begint natuurlijk bij de vezels. Bij vezels is er een grote verscheidenheid aan kwaliteiten, qua dikte, gelijkmatigheid, vezelrijpheid, lengte enzovoort. Om dit fysisch en chemisch te onderzoeken zijn diverse hulpmiddelen in gebruik gekomen. Naast meer algemene hulpmiddelen zoals de loep, het weversglas, de microscoop en microtoom (om dunne laagjes voor de microscoop te maken) zijn voorbeelden van specifieke hulpmiddelen de vezeltrekmeter, de diktemeter (bij wol: lano- of lanameter) en de fijnheidsmeter.
Op basis van de testgegevens worden de partijen voor de specifieke garenbestemmingen bijeengebracht waarbij tijdens de bewerkingen in de voor- en fijnspinnerij nog diverse controles plaatsvinden, met name wat betreft de garengelijkmatigheid. Van belang zijn voor de verdere bewerking de twist- en twijnmeter, de garentrekmeter en het nummerbepalingsapparaat. Voldoet het garen aan de vereisten?
Het TextielMuseum bezit een tiental nummerbepalingsapparaten, alle voorzien van een houder waarop garen opgewikkeld in diverse vormen geplaatst kan worden om vervolgens op een garenhaspel overgespoeld te worden.
Weven en weefsels
Bij de voorbereiding voor het weven zijn ook weer allerlei fysieke zaken te monitoren zoals de draadspanning. Het weefgetouw telt ook steeds meer bewakings- en bijstelfuncties om een zo gelijkmatig mogelijk weefsel te leveren dat in de volle lengte en breedte voldoet aan de kwaliteitseisen.Het weefsel kan op diverse punten onderzocht worden. Dit kan gewoon met de loep, door middel van een slijtageapparaat voor de schuurproef, op licht-, wrijf- en zweetechtheid, op veerkracht door middel van een doordrukkrachtapparaat en een weefselbuigkrachtmeter.
Naast al deze fysieke testen is chemisch onderzoek in alle fasen van het productieproces van belang. De relatieve vochtigheid is een belangrijk gegeven, de kwaliteit van de verfstoffen en het water werd en wordt grotendeels chemisch bepaald. Zo is er een breed aanbod aan pH-meters en testapparatuur voor verfbaden ontwikkeld zoals de Tintometer.
Bronnen