Textiel en onderwijs

TMT001001605-02

Mechanisch-Technologisch laboratorium van Textielschool Tilburg, ca 1950, collectie TextielMuseum (Foto: TextielMuseum)

Alle rechten voorbehouden

Ambachtelijke kennisoverdracht was lange tijd persoonsgebonden. De mechanisering vroeg om nieuwe scholingsmethoden en formeel onderwijs.

Textiel en onderwijs

De vervaardiging van textiel was eeuwenlang een ambacht waarin persoonsgebonden kennis en over- en aangeleverde ervaring - al dan niet binnen het gildesysteem - de belangrijkste kennisdragers waren. Zo vereiste de nodige vaardigheid in het handweven met de werpspoel wel twee jaar leertijd. Het weven met de snelspoel vergde al een stuk minder leertijd en opleiding. Het werk in de machinale weverij vergde ook al weer minder vakkennis. Maar de overdracht van kennis zoals die in de ambachtsperiode en bij de thuisnijverheid plaatsvond bleef in de fabriek aanvankelijk achterwege. Er ontstond behoefte aan min of meer specifieke scholing van de textielarbeiders, vooral in de belangrijkste textielplaatsen. De initiatieven daarvoor kwamen grotendeels uit ondernemerskringen, uit welbegrepen eigenbelang. Maar ook vanuit de arbeiders en hun organisaties werd het belang van scholing en vakkennis ingezien. Tot aan de invoering van de leerplichtwet (1901) was kinderarbeid in de fabrieken – zeker in de textiel – gebruikelijk. De scholing en vorming vond nu grotendeels binnen de fabrieksgemeenschap plaats. Bedrijven rekenden dit deels tot hun taak en in hun belang en namen al in de negentiende eeuw initiatieven op het gebied van onderwijs en vorming. Na een vroege poging in Twente, te Lonneker, kwam in 1866 in Enschede de Vereniging De fabrieksschool tot stand, een samenwerkingsverband van de plaatselijke textielindustrie dat in 1872 een eigen schoolgebouw oprichtte. Ook in andere Twentse textielplaatsen kwamen textielbedrijven met initiatieven op onderwijsgebied.  

 

Tilburg

In Tilburg startte in 1878 een gemeentelijke weefschool met een dagschool die bezocht werd door toekomstige fabrikanten en een avondschool voor "knappe werklieden". Over mogelijke bedrijfsopleidingen is niets bekend. In de weverij was het gebruikelijk dat een wever een hulpje onder zijn hoede nam aan wie geleidelijk steeds meer taken en uiteindelijk ook eigen getouwen werden toevertrouwd. Iets dergelijks gold voor bijvoorbeeld de handdrukkers. Een meer algemeen lagere beroepsopleiding bood de in 1901 opgerichte ambachts- en industrieschool die in Tilburg, in navolging van andere plaatsen, in 1901 tot stand kwam. De weefschool maakte vanaf 1904 daar onderdeel van. Het cursusaanbod werd vervolgens verbreed: werktuigbouwkunde (1904), spinnerij (1906) en tot apprêtuur (1918). Daarnaast kwam er in 1915 een stopcursus, bedoeld voor de vele nopsters en stopsters die in de Tilburgse wollenstoffennijverheid hun emplooi vonden.

proefstukken-2

Proefstukken van de Weefschool / Textielschool Tilburg, ca 1895-1952: 100 jaar stad Tilburg 1809-1909, Wilhelmina, collectie TextielMuseum (Foto: TextielMuseum)

Alle rechten voorbehouden

In de collectie van het Textielmuseum zijn enkele tientallen proefstukken van de Tilburgse textielschool bewaard. De voorstellingen weerspiegelen het sociale tijdsklimaat: portretten van leden van het koninklijk huis, ondernemers en directeuren van de school, naast textiele en Tilburgse voorstellingen. De dagcursus was in 1910, bij het 25-jarig jubileum van directeur Miessen, bijna privé-onderwijs met vijf leerlingen. 

 

Hoger en lager

De wollenstoffenbedrijven namen vanaf 1927 de bedrijfsopleiding zelf ter hand, de textielschool bood aanvullend onderwijs, waarbij voor het kader het dagonderwijs zich ontwikkelde tot een opleiding op middelbaar niveau. In 1930 kwam een nieuwbouw voor de weer zelfstandige Textielschool tot stand, in 1932 volgde de oprichting van een Middelbare Textielschool. De leerlingen daarvan maakten jaarlijks excursies, de (lagere) Textielschool kreeg bekendheid door zijn jaarlijkse tentoonstellingen van het werk der leerlingen. Inzendingen zijn nog terug te vinden in de collectie van het Textielmuseum. De vanaf 1935 ingestelde manufacturiers-cursus was een succesvolle toevoeging. Het textielonderwijs voorzag in een behoefte, met ruim vijfhonderd leerlingen midden jaren dertig.

school4

Textielschool Tilburg, ca 1950, collectie TextielMuseum (Foto: TextielMuseum)

Alle rechten voorbehouden

Twente en elders

In Twente werd al eerder in de behoefte aan hoger textielonderwijs voorzien. In 1862 kwam een vereniging De Twentsche Industrie- en Handelsschool, gevestigd te Enschede, tot stand (waarvan de opleiding in 1864 startte), die in 1885, na overname door de gemeente, zelfs een landelijk bereik werd toegedicht als Nederlandsche School voor Nijverheid en Handel. De school kende drie afdelingen, de textielschool (één leerjaar), een driejarige HBS en een eenjarig handelsonderwijs. De textielafdeling werd vervolgens uitgebreid tot een tweejarige cursus en uiteindelijk in 1918 zelfstandig onder de naam Hogere Textielschool die in 1922 een eigen schoolgebouw kreeg. De docenten waren aanvankelijk mannen van de praktijk die de lessen verzorgden naast een baan in het bedrijf.

Voor de scholing van het werkvolk namen de grote textielbedrijven uiteenlopende initiatieven, deze vonden grotendeels in de praktijk plaats. In 1914 kwam in Enschede een bazencursus tot stand. De dagopleiding kreeg in 1922 de status van Hogere Textielschool die naast dagonderwijs ook nog andere cursussen verzorgde zoals vanaf 1923 een manufacturierscursus. In 1924 werd er naast de spin- en weefafdeling een tricotage- en brei-afdeling opgericht. In 1912 startte in een ander regionaal textielnijverheidscentrum, Eindhoven, een textielschool, waar weven en vakonderricht centraal stonden. Ook deze opleiding richtte zich op a.s. fabrikanten en textielbeambten. Ook hier zien we in de jaren dertig een opbloei. In 1933 werd een nieuw, eigen gebouw in gebruik genomen.

textielschool

Toestellen uit de Textielschool Tilburg, met spilkop, kaardenbol, garentrekmeter, knoopapparaat, garenhaspel, rechts oorkonde van studentenvereniging TETI (lidmaatschap H. van Dun), ca 1950, collectie TextielMuseum (Foto: TextielMuseum)

Alle rechten voorbehouden

Groei en krimp

In de eerste twintig jaar na de bevrijding was er nog sprake van expansie en nieuwe initiatieven. Zo creëerde de fa. Spanjaard te Borne in 1951 – na eerdere bemoeienissen met het onderwijs ter plaatse - een eigen bedrijfsschool. De Middelbare Textielschool te Tilburg verkreeg in 1951 ook het predicaat Hogere Textielschool, waarna de RK Lagere Textielschool als aparte onderwijsinstelling verder ging. De twee Hogere Textielscholen kenden nog een tijdelijke opbloei, dankzij de naoorlogse groei van de textielindustrie. Maar midden jaren zestig zat er de klad al in. De opleiding in Twente draaide nog het langste door, zij het dat vooral de commerciële afdeling daar rond 1970 nog leerlingen trok. In Eindhoven en Tilburg werden in de tweede helft van de jaren zestig de lagere en hogere textielopleidingen samengevoegd met bestaande technisch onderwijsinstellingen. Ook de lagere textielscholen te Almelo en Helmond verdwenen. 

 

Bronnen

Delft, A.J.A.C. Gedenkboek der Tilburgsche textielschool bij gelegenheid van haar gouden jubileum op 8 october : 1878-1928. Tilburg : Bergmans, 1928.

Hombergen, A. et al., Jubileum-nummer Hogere Textielschool, Tilburg : 1878 - 75 jaren - 1953. [Tilburg] : Vereniging van Tilburgse Textieltechnici, 1953.