In zijn jeugd speelde geloof een grote rol, want de pastoor had thuis veel invloed. Film was bijvoorbeeld “vies”, en daar mocht je niet naartoe. In een kranteninterview beschreef hij hoe de angst voorde pastoor er goed in zat. Als hij langskwam, raakten zijn ouders helemaal overstuur. Ze wilden zich roomser voordoen dan de paus, om maar aan de toorn van de pastoor te ontkomen. In zijn latere werk zette Van Dijk zich stevig af tegen het geloof uit zijn jeugd, bijvoorbeeld in A Good Turn Daily (1983). In die film duiken tussen beelden van Hitler beelden van het Vaticaan en de paus op. De kijker hoort ondertussen de stem van Mussolini.
Kerk
Toch was het dankzij de katholieke kerk dat Van Dijk zijn passie voor kunst ontdekte. Of beter gezegd, dankzij een specifieke katholieke kerk. In zijn geboortejaar begon men met de bouw van de Antonius Abtkerk in Volkel. Van Dijk vervulde in die kerk de rol van misdienaar. In de jaren vijftig kreeg de kerk kruiswegstaties van de hand van Hugo Brouwer (1913-1986). Van Dijk beschreef aan een interviewer de impact die de staties op hem hadden:
“Het was Picasso-achtig gestileerd met soldaten die je recht aankeken. Het hele dorp vond het niks. Voor mij was het een openbaring” (Heesen & Veerkamp, 2013).
Overigens realiseerde Van Dijk zich pas in zijn laatste levensfase dat dit werk zo’n grote invloed op hem had gehad. Bij een terugkeer naar zijn geboortedorp kwam hij oog in oog te staan met het kunstwerk.
Tilburg
In Tilburg volgde Van Dijk een opleiding aan de Academie voor Beeldende Vorming en Architectuur, maar daar merkte hij dat het hem aan sommige kennis ontbrak. Het ging vroeger bij zijn familie nooit over kunst. Hij wist daardoor bijvoorbeeld niets over Griekse sagen of renaissancekunst. In Tilburg hield hij zich aanvankelijk niet bezig met animatie maar met schilderen.
In een interview verschenen in het NRC Handelsblad op 5 maart 1976 oordeelde hij scherp over de opleiding. Je leerde daar slechts kunstenaar spelen en voor creativiteit was er te weinig ruimte. Ook de meer praktische kanten van het kunstenaarsbestaan, bijvoorbeeld subsidie aanvragen, bleven volgens hem onderbelicht.
In 1963 trouwde Van Dijk met de latere Oscarwinnares Cilia van Dijk-van Lieshout (1941). Zij zou de producent worden van veel van zijn films. In datzelfde jaar verhuisde het stel naar Haarlem. Van Dijk gaf daar les aan het ITO College. Zijn avonden en nachten bracht hij door in Amsterdam. Daar maakte Van Dijk kennis met wat hij zelf de linkse kerk noemde. De rebellie met een knipoog van Provo inspireerde hem. In 1968 werd zijn dochter Janneke geboren.
Aan het begin van de jaren zeventig maakte hij zijn eerste animatiefilm. Zijn grote voorbeeld was Norman McLaren, een Schots-Canadese animator. Van Dijk diende de korte film It’s Good in Heaven (1971) in op het Benelux Filmfestival in ‘s-Hertogenbosch. Zijn inzending behaalde de vijfde plaats. Zelf zei hij over zijn keuze voor animatie het volgende: “Dat ik uiteindelijk het meest met animatiefilm kreeg, is omdat het de meest geïntegreerde en vrijheid gevende kunstvorm is. Als animatiefilmer ben je van niemand afhankelijk. Je maakt je eigen decors, je eigen beelden, je eigen geluid” (Heesen & Veerkamp, 2013).
Sport macht frei
In zijn films uit de jaren zeventig zet Van DIjk zijn kenmerkende stijl neer. In films als CubeMenCube (1976) zit veel beweging. De kijker krijgt het liefdesleven van kubussen voorgeschoteld. De vormen vloeien in elkaar over. Een ander werk dat als kenmerkend voor de de stijl van Van Dijk wordt beschouwd, is de film Sportflesh. De kunstenaar maakte deze film voor een tentoonstelling in Tilburg met de duistere kant van sport als onderwerp. Samen met Peter Zwaanswijk en Victor Beyer, die installaties maakten, leverde hij kritiek op de sportcultuur. De tentoonstelling droeg de titel ‘Sport Macht Frei’, een verwijzing naar de woorden op de poort van vernietigingskamp Auschwitz.
In Sportflesh zien we een jongetje met een bal onder zijn arm langzaam transformeren in een monster. Volgens kunstenaar en partner in crime Peter Zwaanswijk en Van Dijk verbroederde sport niet, maar zorgde de competitite voor strijd. Het leek meer op oorlog. In de film gebruikt Van Dijk historische beelden in combinatie met tekeningen, om zo kritiek te leveren op de maatschappij. De metamorfose die de jongen ondergaat, laat zien hoe, volgens de kunstenaar, de maatschappij een individu kan verpesten. Deze techniek en thematiek komen terug in latere werken, bijvoorbeeld in A Good Turn Daily (1983), waarmee Gerrit een Gouden Kalf won.
Jute
In Haarlem lieten de twee maatschappijkritische kunstenaars vaak van zich horen. Zo leverden ze bijvoorbeeld kritiek op de burgemeester. Deze man was onder luid protest weggelopen bij de openingsvoorstelling van het theaterseizoen omdat het orkest het volkslied niet speelde. Hij zorgde er tevens voor dat ze een gulden minder subsidie kregen.
Toen de gemeente Haarlem kunst wilde aankopen, zagen Zwaanswijk en Van Dijk een mogelijkheid om de man te ridiculiseren. Ze bedachten een kunstwerk van een man met ambtsketen om die luisterde naar ‘Wie Neerlands bloed’. De jury gaf de gemeente het advies om het kunstwerk aan te kopen, maar de burgemeester en de wethouders weigerden dit. Zij kwamen met een verklaring waarin zij stelden dat kunst die Haarlemmers belachelijk maakte, niet thuis hoorde in de gemeentelijke collectie. Overigens kwam het werk wel in die collectie terecht. Een groep Haarlemmers besloot het te kopen en het aan de gemeente te schenken.
Van Dijk was betrokken bij de oprichting van het Haarlems Kunstenaars Kollectief. Samen met Pieter Zwaanswijk, Wigbolt Kruyver, Luc van de Lagemaat en het Frans Halsmuseum begon hij het project Jute in 1978. Maandelijks zette deze groep een thema in de spotlight om zo de confrontatie op te zoeken tussen kunst en actualiteit.
Door verschillende kunstvormen te combineren probeerden ze hun wereldbeeld over te brengen op het publiek. Ze leverden bijvoorbeeld kritiek op de Verenigde Staten vanwege de oorlogszucht van die natie. Net als Provo ondernamen ze acties in de openbare ruimte. De filmpjes van Van Dijk verschenen in die tijd ook op tv. In de Alles is Anders-Show kwam maandelijks een filmpje voorbij.
Kritiek
Hun acties leiden tot ophef in de lokale pers, gemeenteraad en kunstwereld. Tegenstanders noemden hen “gesubsidieerde nachtelijke zwartplakkers”. Ook uit de linkse kerk kwam kritiek. Volgens Ad van der Blom, recensent voor communistische krant De Waarheid gingen de mannen niet ver genoeg. De journalist schreef: “[D]e vuist van Jute zakt weg in een brij van beleefde welwillendheid”. Er werden volgens de journalist te weinig harde noten gekraakt. Door te kiezen voor vaagheid bracht het collectief hun “kolossale subsidie” niet in gevaar.
Jaren tachtig en negentig
In de jaren tachtig kende Van Dijk grote successen. De eerder genoemde film A Good Turn Daily won een Gouden Kalf voor beste korte film in 1983. Een jaar later begon hij met het tekenen van cartoons voor het Haarlems Dagblad. Dat bleef hij tot 2001 doen. Aan het einde van de jaren tachtig keerde hij terug naar Tilburg. Daar werd hij in 1988 leraar aan de kunstacademie. Uit datzelfde jaar dateert een ander meesterwerk van Van Dijk, Pas a Deux. Samen met Monique Renault maakte hij deze prijswinnende film. In 1990 verscheen Janneke, een eerbetoon aan zijn dochter. Ook daarmee viel hij in de prijzen.
Van Dijk groeide in de jaren negentig uit tot boegbeeld van de Nederlandse animatiekunst. Hij was bijvoorbeeld betrokken bij de oprichting van het Nederlands Instituut voor Animatie Film en het Holland Animation Filmfestival. Hij werd vanwege zijn inspanningen door koningin Beatrix geridderd in de Orde van de Nederlandse Leeuw en de stad Haarlem schonk hem een medaille.
Latere werk
In 1997 verscheen I Move, so I am, een film dat als zijn manifest wordt beschouwd. Hij schreef erover in een brief aan zijn grote voorbeeld Norman McLaren. Daarin verwijst hij naar de woorden van de Franse filosoof Rene Descartes (1596 - 1650), “cogito, ergo sum”, ik denk dus ik ben. Volgens Van Dijk gaat McLaren nog een stap verder, wanneer hij stelt dat “When you animate a creature, the creature is a pure motion, and you are that; you feel that motion.” (P. Wells, 172-173) Beweging is voor de animator de essentie van het bestaan.
In 2012 overleed Gerrit van Dijk. Tijdens zijn leven schopte hij tegen de gevestigde orde. Dat deed hij in zijn kenmerkende stijl, met beweging en humor. Hij liet de wereld zien dat er een andere manier van animeren was dan de Disneytraditie. In een bijdrage in de vorm van tien geboden aan een handboek over animatie verwoordde hij die strijd treffend: “thou shalt have other gods before him [Disney]”.
Bronnen
Heesen, H., en L. Veerkamp, Ik ben blij dat ik er geweest ben, 2013.
Piēt, S., "Branie schoppen in de beeldende kunst", NRC Handelsblad, 05-03-1976.
Kruis, G., "Sport kritisch bekeken door drie kunstenaars", Trouw, 21-08-1976.
Van der Blom, A., "Jute op de helft, kunst en actualiteit in Haarlem", De Waarheid, 22-05-1979.
Anoniem, "Haarlem wil geen object kopen over burgemeester", Het Parool, 28-11-1974.
Wells, P., en J. Quinn, L. Mills, Basic animation 03: drawing for animation, 2008, 171-173.
Wells, P., Understanding animation, 2013, 117-121.
Deze persoon komt voor in Brabantse Helden, een tv-serie geproduceerd door Eendracht Films en Erfgoed Brabant voor Omroep Brabant.