Domien van Gent was kunstcriticus, organisator van honderden tentoonstellingen bij het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen en ten slotte ‘los werkman in dienst van de muze’, misschien wel de enig overgebleven mogelijkheid voor een eigengereide en exuberante persoonlijkheid als hij. Een creatieve man die nooit verlegen zat om goede ideeën.
Eén van deze ideeën was om typische Bossche spreuken in de stad zichtbaar te maken. In 1977 metselde zijn zoon – in het bijzijn van Domien van Gent zelf – de eerste steen in op een straathoek in de Uilenburg: ‘Oe gotte, kèk daor’. In de jaren daarna volgden nog tientallen andere stenen, sommige afgestemd op de omgeving, zoals ‘Vat wè van mijn’ in de zijmuur van een café. Het hele idee om het erfgoed van het plaatselijk dialect op deze manier vast te leggen wordt treffend samengevat in een steen met de spreuk ‘Hoe zeede gij dè?’
Bronnen
Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.
Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014, 277.