De Tuin der Lusten

tuin der lusten.jpg

De Tuin der Lusten. (Bron: Jeroen Bosch, 1480-1490, Museo del Prado)

Het noorden van Brabant heeft twee kunstenaars gekend van onbetwiste wereldfaam. Vincent van Gogh (1853-1890) en Jeroen van Aken. De laatstgenoemde ondertekende zijn panelen met Jheronimus Bosch (ca. 1450-1516), een naam die verwees naar zijn geboortestad ’s-Hertogenbosch.

De bijzondere reputatie van Jeroen Bosch als schilder stoelt natuurlijk vooral op de verbluffende verbeeldingskracht waarmee hij op zijn schilderijen zowel het aards paradijs als de krochten van de hel tot een bijna tastbare realiteit maakte. In het bedenken en weergeven van monsterlijke duivels en van de kwellingen waaraan deze de zondaars onderwerpen, is hij werkelijk onovertroffen.

Het intrigerende werk van Bosch heeft in de loop van de tijden allerlei theorieën losgemaakt over zijn inspiratiebronnen en de verborgen betekenissen die zijn schilderijen zouden bevatten. Sommige daarvan overtuigend, andere ronduit bizar. Jeroen Bosch was echter voor alles een gelovig christen, levend op de drempel van de middeleeuwen en de nieuwe tijd. Hij werd gegrepen door de beweging van de Moderne Devotie, die leerde dat de mens zelf verantwoordelijk is voor zijn zielenheil. Wie Christus navolgde had zicht op de hemelse zaligheid. Maar wie de verlokkingen van de wereld en van de zonde niet kon weerstaan, wachtte een gruwelijk lot in het hellevuur. Dat is de centrale boodschap op bijna al zijn werken.

Standbeeld Jeroen Bosch

Het standbeeld van Jeroen Bosch op de markt in 's-Hertogenbosch. (Foto: Havang(nl), 2010, Wikimedia Commons)

Voor ’s-Hertogenbosch en voor Brabant is het − sinds Bosch ruim anderhalve eeuw geleden als het ware herontdekt werd − uitermate frustrerend gebleken dat geen van zijn werken in zijn geboortestreek bewaard bleef. Te meer omdat sommige schilderijen daar een plek hebben gehad of ermee verbonden zijn geweest. Kunsthistorisch onderzoek heeft enkele jaren geleden aannemelijk gemaakt dat de panelen met Sint-Jan de Doper en Sint-Jan de Evangelist, nu in musea in respectievelijk Madrid en Berlijn, oorspronkelijk deel uitmaakten van het Maria-altaar in de kapel van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap in de Bossche Sint-Jan.

Het meeste beroemde, tegelijk het meest raadselachtige werk van Bosch, de Tuin der Lusten, behoorde ooit tot de collectie van de heren van Breda, de graven van Nassau. In 1517 had Hendrik III (1483-1538) het in bezit, maar mogelijk was het eerder al gekocht door zijn oom en voorganger, Engelbrecht II (1451-1504). Of het drieluik ooit in Breda een plek heeft gehad is niet zeker; in de zestiende eeuw hing het in elk geval in het Hof van Nassau in Brussel. Daar werd het in 1567 door de hertog van Alva (1507-1582) in beslag genomen, als een politieke en persoonlijke wraakneming op de toenmalige bezitter, Willem van Oranje (1533-1584). Na de dood van Alva’s zoon in 1593 kwam de Tuin der Lusten in handen van de Spaanse kroon en zo belandde het uiteindelijk in het Prado, waar het nu een van de topstukken is.

 

Bronnen

Koldeweij, A., In Buscoducis 1450-1629. Kunst uit de Bourgondische tijd te ‘s-Hertogenbosch. De cultuur van late middeleeuwen en renaissance, Maarssen/’s-Gravenhage, 1990.

Van Oudheusden, J. en Vos, A. (red.), De wereld van Bosch, ‘s-Hertogenbosch, 2001.

Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.

Van Uytven, R. (red.), Geschiedenis van Brabant, van het hertogdom tot heden, Zwolle, 2004.

 

Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. Van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014, 94.