De familie naar Oss
Rond 1800 verhuisden de broers Willem en Leendert Jurgens vanuit het Limburgse Nieuwenhagen naar Oss. Willem trouwde daar in 1801 met Henrica van Valkenburg: zeven jaar later trad Leendert met haar zuster Maria in het huwelijk. De echtgenotes kwamen uit een familie van handelaren waarmee de Jurgensen aanvankelijk alleen zakelijke banden hadden. Willem dreef voortaan vanuit Oss zijn handel. Hij kocht bij boeren en op markten boter, ham en eieren en ruilde dit met bijvoorbeeld tabak, wol, zout en laken. De zuivelproducten verkocht hij door.
Voortzetting van het familiebedrijf
Antoon Jurgens, zoon van Willem, kwam na zijn lagere schooltijd omstreeks 1820 in de handel. In 1836 overleed zijn vader. Antoon en zijn broer Johannes zetten de handelsonderneming voort. Door de aanwezigheid van grote aantallen militairen in Noord-Brabant tijdens de Belgische Opstand, was de vraag naar boter sterk gestegen en beleefde de handel van de Jurgensen na 1830 een forse opleving. De broers Jurgens behoorden al snel tot de meest welvarende Ossenaren. Door hun welvaart en sociale status stonden zij ondanks hun katholieke geloofsovertuiging, net zoals de andere, overwegend joodse industriëlen enigszins apart in de Osse gemeenschap. Daarbij kwam nog de Limburgse afkomst: werken bij Jurgens was werken bij 'de mof'.
Het schijnt vooral Antoon te zijn geweest die als meest ondernemingsgezinde en energieke broer voor de groei van het bedrijf zorgde. In 1858 gingen de zakelijke wegen van Antoon en Johannes uiteen. De derde generatie van de Osse Jurgensfamilie was inmiddels bij het zakendoen betrokken. De oudste zoon van Antoon was al in 1854 in het bedrijf gekomen en andere zonen zouden volgen. In 1867 werd de Firma Antoon Jurgens opgericht met behalve Antoon zelf ook zijn drie zonen als firmanten. Antoon was formeel het hoofd van de firma, zijn zonen moesten volgens de oprichtingsakte zich naar zijn bevelen voegen. De typische karaktertrekken van Jurgens - wilskracht, boerenslimheid, bazigheid en werkkracht - gingen voor een groot deel ook op zijn zonen over. De boterhandel en later margarinefabricage zouden dan ook zonder Antoon een hoge vlucht nemen.
Uitbreiding van handelsgebied
Het gebied rondom Oss was al lang te klein geworden om voor voldoende aanvoer van boter te zorgen. Jurgens kocht ook boter in het Land van Cuijk, Eindhoven, Limburg en Krefeld en omgeving. Vanaf het midden van de jaren zestig werden contacten gelegd tot in Zuid-Duitsland en Oostenrijk. De boter werd naar Oss vervoerd en daar verder bewerkt. Voor de afzet werd Engeland van steeds groter belang.
Aan het einde van de jaren zestig was Jurgens de grootste boterhandelaar van Europa. Hoewel deze handel de familie Jurgens al tot grote welvaart had gebracht, kwam de werkelijke stoot voorwaarts door de productie van 'kunstboter'. Via contacten die Jurgens dankzij de boterhandel had, kwam de firma in aanraking met Hippolyte Mège Mouriès. Deze Fransman was in opdracht van zijn regering er in geslaagd om een goedkoop botersubstituut te maken. Met rundvet als basisgrondstof kon hij de zogenaamde oleo-margarine maken, die weer verder als grondstof voor kunstboter van betere kwaliteit diende.
In mei 1871 werd het eerste directe contact tussen Jurgens en Mège Mouriès gelegd. Volgens de legendevorming was dat een berooide geleerde die zijn uitvinding niet te gelde wist te maken, in werkelijkheid wist hij zijn uitvinding wel degelijk te exploiteren. Zijn octrooi verkocht hij in verschillende landen aan de hoogst biedende. Alleen in Nederland, waar tot 1910 geen octrooiwetgeving bestond, slaagde hij daar niet in. Het verhaal in de Jurgens-overlevering dat Jan Jurgens het octrooi van Mège Mouriès in 1871 heeft gekocht is dan ook niet waar; waarschijnlijk heeft hij alleen betaald voor een demonstratie van het procédé en daarmee voor de overdracht van kennis.
Hoewel op bescheiden schaal, was Mège Mouriès zelf rond 1870 begonnen met de productie van Margarine Mouriès. Nog in 1871 werd in Oss met de min of meer experimentele fabricage van margarine begonnen. De productie van margarine bleek al snel vatbaar voor verbeteringen. Om een redelijke kwaliteit margarine te verkrijgen moest Jurgens eerst nog de relatief dure natuurboter toevoegen. Later werd een procédé uitgevonden waarbij goedkope plantaardige olie de natuurboter kon vervangen.
Laatste jaren
Antoon trok zich gedurende de jaren zeventig steeds meer terug uit zijn bedrijf. Hij kwam nog wel op kantoor, maar bemoeide zich minder met de dagelijkse gang van zaken. Zijn autoriteit sprak nog wel uit het feit dat zijn zonen het ondertekenen van documenten aan hun vader overlieten. Antoon senior was echter niet van het type dat helemaal ging rentenieren. Hoewel hij meer ging jagen bleef Antoon ondernemer. Hij hield zich bijvoorbeeld bezig met het beheer van boerderijen die in zijn bezit waren en bleef tot zijn dood firmant van de lokale gasfabriek.
De margarine die Jurgens op de markt bracht week steeds meer af van de oorspronkelijke Margarine Mouriès. Tijdens een langdurig proces (1881-1883) in Groot-Brittannië kon Jurgens zich daarom met succes verdedigen tegen de beschuldiging inbreuk te hebben gemaakt op het Britse Mège Mouriès-octrooi. Een veroordeling zou voor de Firma Antoon Jurgens, die inmiddels voor een zeer aanzienlijk deel van haar productie afhankelijk was van de uitvoer naar Groot-Brittannië, waarschijnlijk de doodsteek hebben betekend.
Antoon Jurgens maakte de uitkomst van de rechtszaak niet meer mee. Hij was in 1880 overleden. Anton Jurgens, kleinzoon en de latere leider van Unilever, omschreef zijn grootvader als een werkzame man, wilskrachtig en met een uitgesproken zakelijk talent, koppig en met een meer dan gewoon verstand.
Behalve als ondernemer drukte Antoon Jurgens ook op andere manieren zijn stempel op de Osse samenleving. Zo was hij van 1844 tot 1850 lid van de gemeenteraad. Ook was hij president van het armenbestuur. Hij was ook kerkelijk betrokken. Gedurende vijfentwintig jaar maakte hij deel uit van het katholieke kerkbestuur en betaalde hij voor de inrichting van de Grote Kerk in Oss. In 1876 schonk hij, om een blijvend monument achter te laten, bijvoorbeeld een nieuw hoofdaltaar. Het werkelijk blijvend monument was natuurlijk zijn bedrijf dat onder zijn zonen tot een van de grootste werkgevers in de regio zou uitgroeien. Jurgens en zijn hevigste concurrent, de eveneens oorspronkelijk in Oss gevestigde margarinefabriek van Van den Bergh, stonden aan de basis van de Nederlands-Britse multinational Unilever.
Bronnen
Cunen, J., Biografisch woordenboek van Oss, Oss, 1937.
Wilson, C., Geschiedenis van Unilever Deel 2, Den Haag, 1954.
Dit artikel verscheen eerder in: P. Timmermans e.a. (red.), Brabantse biografieën. Levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Noordbrabanders. Deel 5, Heeswijk, 1999.