De orde van de karmelieten vond zijn oorsprong bij een groep kluizenaars die vanaf grofweg de vierde eeuw leefden bij de aan de profeet Elia toegewijde berg Karmel te Israël. De religieuze orde verspreidde zich in de late Middeleeuwen over Europa. In de Nederlanden stichtte zij kloosters in steden als Haarlem (1249), Schoonhoven (1330) en Vlissingen (1410).
Dat de karmelieten ruim twee eeuwen later een klooster in Boxmeer oprichtten, lijkt opmerkelijk, aangezien de regering na de Vrede van Münster (1648) in het gebied dat we nu Noord-Brabant noemen het katholieke geloof uit de openbare ruimte verbande. In de calvinistische Republiek vormde Boxmeer echter een rooms-katholieke enclave waar de eredienst zonder problemen kon plaatsvinden. Als vrije heerlijkheid werd Boxmeer door een eigen heer bestuurd, in plaats van door de Republiek. Katholieken uit de Staatse gebieden stroomden iedere zondag naar Boxmeer.
Ten tijde van de stichting van het karmelietenklooster was Albert van den Bergh (1607-1656) heer van Boxmeer. Deze graaf had samen met zijn echtgenote Magdelaine de Cusance (1615-1689) grootse plannen voor hun Boxmeer. Hiervoor kwamen hun vriendschappelijke contacten met het bestuur van de Vlaamse karmelbeweging van pas. Het aantal Vlaamse karmelieten groeide gestaag, waardoor het bestuur op zoek was naar nieuwe vestigingsgebieden. Een buitenkansje voor graaf Albert, aangezien men in Boxmeer door de grote toestroom van katholieken handen tekortkwam voor de zielenzorg.
De graaf kwam in 1652 met de Vlaamse Karmel overeen dat een nieuw klooster gesticht zou worden in Boxmeer. Dit klooster werd onder meer versierd met een aantal schitterende gebrandschilderde ramen van de Bossche schilder Abraham van Diepenbeeck (1596-1675). Ook bouwden de karmelieten een Latijnse School waar ouders van heinde en verre (Kleef, Leeuwarden) hun katholiek kroost naartoe stuurden.
De aanvankelijk Antwerpse karmelieten die zich in Boxmeer vestigden, werden onder meer verantwoordelijk voor het bezoeken van de zieken, het geven van catechismuslessen en uiteraard het verkondigen van het Woord Gods. Ook zouden zij zich inzetten, op verzoek van Albert, om de rechtsmacht, voorrang en onschendbaarheid van de graven Van den Bergh te verdedigen. De scheiding tussen staat en kerk was nog ver te zoeken.
Napoleons kloosterverbod
Aanvankelijk ging het de Boxmeerse karmelieten voor de wind en stichtten zij in 1672 ook een zusterklooster. Villa Elzendaal van pastoor Anthonius Peelen (1601-1667) werd hiervoor verbouwd. Bergafwaarts ging het met de karmelieten toen het Franse leger in 1794 Boxmeer bereikte. Kloosteractiviteiten kwamen stil te liggen en de Franse cavalerie gebruikte de Latijnse School als voederplaats voor de paarden. Op bevel van Napoleon werden in 1812 het broeder- en het zusterklooster ontruimd, waarna de broeders en zusters onderdak vonden bij de Boxmeerse bevolking.
Met de val van de keizer en de troonsbestijging van Willem I (1772-1843) leken er in 1813 betere tijden aan te breken voor het Boxmeerse karmelietenklooster. Echter, een jaar na zijn aantreden vaardigde de koning een decreet uit dat gelovigen verbood om een kloostergemeenschap te vormen. Verder mochten bestaande kloosters als dat van Boxmeer geen novices meer aannemen. Het aantal karmelietenbroeders en -zusters in Boxmeer nam sterk af, tot er in 1840 in het broederklooster slechts nog twee paters, een geesteszieke frater en een stokoude lekenbroeder overbleven.
De wederopstanding
Tegelijkertijd betekende 1840 ook het jaar van de ommekeer voor de karmelietengemeenschap. Vrij snel na zijn troonsbestijging herriep Willem II (1792-1849) het novicenverbod van zijn vader. Zowel het broeder- als zusterklooster in Boxmeer konden weer nieuwe gemeenschapsleden aanwerven, al deden de zusters dit stiekem ook al tijdens het verbod. Na het pardon van Willem II groeide de Boxmeerse karmelietengemeenschap sterk en stichtte zij in de negentiende eeuw gemeenschappen in onder andere Brazilië en Indonesië.
Anno 2019 is door de ontkerkelijking hun ledenaantal en invloed sterk afgenomen, maar nog altijd wonen er karmelieten in het broederklooster van Boxmeer. De karmelietessen moesten in 1975 hun Elzendaal verlaten en wonen tegenwoordig in het Boxmeerse kloosterverzoringshuis Sint Anna. Bijzonder is dat de karmelieten in Boxmeer nog steeds de pastoors leveren die het Woord Gods verkondigen. In die zin overleefde deze gemeenschap en haar klooster glansrijk alle religietwisten waarmee ze in haar eeuwenlange geschiedenis te maken kreeg. In een woelige wereld bleef het karmelietenklooster een huis van rust en contemplatie.
Bronnen
Historische Vereniging Nepomuk, ''Het Karmelklooster'', via: www.nepomukboxmeer.nl/over-boxmeer/bekende-gebouwen-in-boxmeer/het-karmelklooster/, (stand op 6 mei 2019).
Van Leeuwen, W., De 100 mooiste kerken van Noord-Brabant, Zwolle, 2012.
Van Liebergen, L., Waer een paradis. Kloosterleven in Brabant na de Reformatie, Uden, 1987.
Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.
Wols, R., ''Het Karmelietenklooster'', via: www.bhic.nl/ontdekken/verhalen/het-karmelietenklooster, (stand op 6 mei 2019).
Van Uytven, R. (red.), Geschiedenis van Brabant, van het hertogdom tot heden, Zwolle, 2004.