Lodovico Guicciardini
De meest iconische beschrijving van de Nederlanden in de Tachtigjarige Oorlog is geschreven door Lodovico Guicciardini (1521-1589). In zijn basiswerk uit 1566, Descrittione di tutti i Paesi Bassi, altrimenti detti Germania inferiore, beschrijft hij de situatie van de Nederlanden aan de vooravond van de Tachtigjarige Oorlog. Hierin geeft hij onder meer een beeld van de geopolitieke situatie in de Lage Landen en geeft hij gedetailleerde beschrijvingen van het landschap, de economie, de politiek en van een aantal steden.
Het werk was bijzonder populair en werd in meerdere talen gedrukt. De illustraties van zijn werk waren voor een deel gebaseerd op eerder kaartmateriaal, waaronder dat van Jacob van Deventer (1505-1575). Het interessante aan het werk van Guicciardini is dat het niet alleen door Guicciardini (en de drukkers waarmee hij samenwerkte) werd aangepast aan de markt, maar tevens (ook na de dood van Guicciardini) werd geactualiseerd naar de nieuwe situatie, in zowel beeld als schrift. In de Nederlandse edities van zijn werk werd uitvoerig aandacht besteed aan de Tachtigjarige Oorlog, terwijl dit in een aantal andere edities niet of nauwelijks werd vermeld.
In de druk van 1612 werd bijvoorbeeld met betrekking tot Breda, ’s-Hertogenbosch en Bergen op Zoom aanvullende informatie opgenomen over het verloop van de strijd in deze steden. Figuren als Filips van Hohenlohe-Neuenstein (1550-1606) en Alexander Farnese (1545-1592), de hertog van Parma, worden genoemd, maar ook gebeurtenissen als de beeldenstorm in ’s-Hertogenbosch, het Schermersoproer of de inname van Breda met het turfschip zijn in deze editie opgenomen. Over de inname van het Kasteel van Breda met het turfschip werd in de Nederlandstalige editie van 1612 onder meer het volgende geschreven:
“[…] waer uyt snachts kropen de soldaten, die de wachten ende sentinellen vermeesterden, ende het casteel openden, waer op d'ander Vlote aenquam, ende alsoo het casteel in namen: waer door't garnisoen der stadt bevreest zijnde vertrock, ende verlieten de stadt in den handen van den Prince Maurits van Nassou […]”
Ooggetuige van de oorlog
Een bijzondere bron voor het Beleg van Breda (1624-1625) door de ogen van een buitenstaander is het verslag van Francisco Pieri, een Italiaanse kapitein die onder Spinola diende tijdens dit beleg. Zijn verslag is gebaseerd op zijn eigen waarnemingen en ervaringen tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Hierdoor krijgt de lezer een bijzondere inkijk in het dagelijks leven van de soldaten tijdens het beleg.
In zijn verslag maakt Pieri onder meer melding van de problemen met de bevoorrading vanuit Antwerpen onder invloed van het landschap en rovende Staatse troepen, die zowel vervoer over land als over water bemoeilijkten. Dit leidde gedurende het beleg meermalen tot schaarste. Hierdoor verdubbelde soms de prijzen van met name voedingsmiddelen. Daarnaast maakt hij melding van de bittere kou die vanaf 30 december heerst, waarbij soldaten gedurende hun wacht dood vriezen en de onderkoelde soldaten bij een kampvuur weer energie opdoen. Ook de omgang met ziektes in het Spaanse kampement is vermeld. Pieri stelt dat Spinola in november 1624 een compagnie, waarin een besmettelijke ziekte heerst, isoleert van de rest van het leger om zo verdere verspreiding te voorkomen. Een duidelijke mening over de Staatse zijde lijkt Pieri niet aan de dag te leggen. In zijn werk is het dan wel de vijand, maar hij prijst de Staatse troepen vanwege moedige en eervolle optredens tijdens schermutselingen.
Ook in het werk van Pieri wordt het Turfschip van Breda kort genoemd. In zijn verslag van 2 juni 1625 merkt hij op dat het Turfschip, na de inname van de stad door de Staatse troepen in 1590, uit het water was gehaald en onder een overkapping was opgesteld. Hier werd het door de inwoners van Breda “met eerbied” bewonderd, maar na de inname van de stad werd het door de Spanjaarden ontmanteld.
Kritische blik
Naast werken gericht op de lokale markt en op verkoopsucces (zoals het werk van Pieri), was er ook sprake van historische verhandelingen over de Tachtigjarige Oorlog, waarin een kritische blik werd gegeven op het conflict. In het manuscript Historia della ribellione della Fiandra, geschreven door Francesco Bocchi (1548-1613), beschrijft de auteur op globaal de gebeurtenissen in de periodes 1566 tot 1577 en de avonturen van Ciappino Vitelli, die als generaal in het koningsgezinde Leger van Vlaanderen diende.
Bocchi laat zich daarin kritisch uit over de wijze waarop Alva optrad in de Nederlanden. Speciale aandacht besteedt Bocchi aan de Spaanse Furie, waarbij het wangedrag van het Leger van Vlaanderen overdreven wordt. Zo wordt het dodental tijdens de Furie door Bocchi gesteld op 18.000, terwijl het dodental waarschijnlijk rond de 2000 à 2500 lag. Dit negatieve beeld van het Leger van Vlaanderen lijkt gebaseerd te zijn op beschrijvingen van de Habsburgse troepen onder Karel V (1500-1558) tijdens de Italiaanse Oorlogen. Hierbij teisterden rondtrekkende Habsburgse soldaten meer dan 60 jaar een deel van Italië.
Daarnaast maakt Bocchi in zijn werk een duidelijk onderscheid tussen de (in zijn optiek superieure) Italiaanse soldaten en de Spaanse troepen, die dan wel daadkrachtig optreden, maar zich tevens gedragen als beesten. Bocchi schrijft zo dan wel kritisch over het Spaanse optreden tijdens een deel van de Tachtigjarige Oorlog, maar zijn werk is op sommige punten dusdanig polemisch van aard dat het niet aannemelijk is dat deze visie breed gedeeld werd.
Een andere kijk op het conflict?
Maar in hoeverre hadden buitenstaanders nu echt een andere blik op de Tachtigjarige Oorlog? De selectie van bovenstaande bronnen geeft een inzicht in wat voor types bronnenmateriaal onder meer beschikbaar zijn, maar geeft uiteindelijk weinig nieuwe inzichten in hoe het conflict werd gezien door Italianen. De oorlog wordt met name gezien als het zoveelste conflict waarbij het Spaans-Habsburgse rijk betrokken was, waarbij men een eigen draai geeft aan de gebeurtenissen. Voor het werk van Guicciardini lijkt dat nauw samen te hangen met de verkoopbaarheid en de afzetmarkt waarvoor werd geproduceerd en Bocchi benadrukt met name het verschil tussen de Italiaanse en Spaanse troepen en cultuur.
Toch geeft het verslag van Pieri een interessante en genuanceerde kijk op een momentopname van het conflict. Hij is, als soldaat, onder de indruk van de Staatse verdediging van Breda en beschrijft het conflict vrij gedetailleerd. Wat in zijn werk doorklinkt is niet alleen een lofzang op Spinola en de oorlog, maar tevens de angst die menig (buitenlands) soldaat moet hebben gevoeld. Het levert, zij het op bescheiden schaal, een nieuwe kijk op het conflict, waarin de menselijke maat centraal staat.
Bronnen
Bocchi, F., “Historia della ribellione della Fiandra, avvenuta sotto la corona del Re Cattolico, Filippo di Spagna” (manuscript), Florence, 1585.
Pompeio Giustiniano, Delle Guerre di Fiandra, Anversa, Iacochimo Trognesio, 1609.